Nieuws:

Volg het Iwaanidee Forum op twitter voor de laatste nieuwtjes omtrend het forum.

Hoofdmenu

Jack the Ripper

Gestart door Iwan, 27 april 2009, 00:44:54

Vorige topic - Volgende topic

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Iwan

Inhoudsopgave:

Pagina I
  • Introductie
  • De slachtoffers
  • Andere mogelijke slachtoffers

Pagina II
  • Goulston Street Graffiti
  • De getuigen

Pagina III
  • De Politie
  • De Media
  • De Brieven

Pagina IV
  • De verdachten

Pagina V
  • De verdachten II

Pagina VI
  • De verdachten III

Pagina VII
  • De verdachten IV
  • Jill the Ripper

Pagina VIII
  • Het Dagboek

Pagina IX
  • Het Dagboek II

Pagina X
  • Een hedendaagse visie op Jack the Ripper         
  • Jack the Ripper Tijdlijn
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan



Jack the Ripper

In de herfst van 1888 vond er een aantal gruwelijke moorden plaats in de East End van Londen.
Vijf slachtoffers zijn geïdentificeerd als slachtoffers van Jack the Ripper, maar vermoedelijk zijn dit er meer.
Van de slachtoffers, vijf prostituees, werd de keel doorgesneden waarna de buik aan de beurt was
en de ingewanden werden verwijderd. Hoewel aangenomen wordt dat Jack een lustmoordenaar was
heeft hij waarschijnlijk nooit seksueel contact gehad met zijn slachtoffers.

De seriemoordenaar, die de bijnamen: 'Whitechapel Murderer' en 'Leather Apron' kreeg,
was actief in the East End of London, een gebied dat zich in 1888 uitstrekt over de volgende wijken:
Whitechapel, Spitalfields en Aldgate. Het wordt aangenomen dat de bijnaam van de moordenaar,
'Jack The Ripper', door een journalist werd bedacht om het verhaal wat levendiger te maken.
De naam verscheen voor het eerst in een brief waarin de schrijver beweerde de gezochte moordenaar te zijn,
maar de meeste experts geloven tegenwoordig dat die brief nep is. Het gebruik van dergelijke bijnamen door de pers
is sinds Jack the Ripper gemeengoed geworden. Voorbeelden hiervan zijn The Boston Strangler en de Beltway Sniper.

Door zijn brutale en sadistische manier van optreden en het feit hij nooit is gepakt werd Jack the Ripper uiteindelijk
de beroemdste seriemoordenaar aller tijden. Omdat de zaak niet werd opgelost ontstond onder andere het gerucht
dat Jack iemand uit de hogere klasse zou zijn geweest. Een belangrijk persoon waarvan de identiteit bewust
geheim gehouden werd. Een theorie stelt zelfs dat hij een band had met het Koninklijk Huis.

De mythe die de Ripper-moorden omringt, is een combinatie van degelijk geschiedkundig onderzoek, extreme
samenzweringstheorieën en folkloristische verzinsels. Het gebrek aan kennis over de moordenaar heeft ervoor
gezorgd dat amateurdetectives in de loop der tijd verschillende personen hebben aangewezen als dader.



Kaart van Whitechapel

De slachtoffers
Het aantal en de namen van de slachtoffers van de Ripper is onderwerp van discussie,
maar over het algemeen zijn de experts het erover eens dat Jack de volgende vijf prostituees,
of vermeende prostituees, in geval van Eddowes, in de Londense East End vermoordde:

Mary Ann Nichols
† zaterdag 31 augustus 1888
   
Mary Ann Nichols was een prostituee met de bijnaam "Polly".
Rond half 4 komt Mary Ann komt uit haar stamkroeg the frying pan
en loopt richting Buck's Row in Whitechapel op zoek naar een klant
zodat ze de vier pence kan verdienen om de huur van haar pension te betalen.
In de buurt van Osborn Street komt ze een potentiële klant tegen.
In twee halen met een mes word haar keel opengehaald waardoor haar luchtpijp word doorgesneden
en komen haar nekwervels bloot te liggen. Daarna richt haar aanvaller zich op haar buik.
Hij tilt haar rok op en steekt een mes in haar vagina en snijd haar buik open, waardoor haar
ingewanden uit haar buikholte naar buiten vallen. Minuten na de aanval wordt haar lichaam gevonden,
van de dader ontbreek ieder spoor.

Annie Chapman
† zaterdag 8 september 1888
   
Een tweede slachtoffer werd vermoord op 8 september 1888.
Zij was een prostituee met de bijnaam "Dark Annie".
Annie heeft deze nacht niet genoeg geld om de nacht door te brengen
in een armenhuis. Zwervende over straat zoekt zij naar onderdak.
Rond twee uur 's nachts komt ze een mogelijke klant tegen.
Dit blijkt iemand te zijn met andere bedoelingen dan Annie voor ogen heeft.
Haar aanvaller grijpt haar bij de keel en snijdt haar twee maal in haar keel waardoor haar hoofd
bijna volledig wordt gescheiden van haar romp. De aanvaller tilt haar benen op en duwt
haar jas en rok opzij en steekt een mes in haar buik. Hij steekt zijn hand in de wond en pakt
haar dunne darm en legt die boven haar rechter schouder. Met zijn mes snijdt hij een deel
van haar buikwand weg, waaronder de navel, de baarmoeder, delen van de vagina en de blaas.
Haar baarmoeder en blaas worden niet teruggevonden en zijn waarschijnlijk meegenomen door de dader.
De incisies waren van links naar rechts gemaakt, wat erop duid dat de dader het mes
in zijn of haar linkerhand hield. Annie Chapman werd gevonden op Hanbury Street.

Brigadier Joseph Chandler was als eerste aanwezig op de plaats dilect. Behalve een leren schort,
die van de zoon van een huurder van een aangrenzend pand was, vond Chandler bij het lichaam
een prop papier en een deel van een envelop. In de prop papier zaten 2 pillen en op het deel van de
envelop stond, in een mannelijk handschrift, de letter M geschreven.
Om half zeven werd het lichaam verwijderd en viel het Chandler op dat de inhoud van de zakken van
Annie Chapman op een net stapeltje lagen. Op het stapeltje lagen onder andere; 2 ringen,
die van de vingers van Chapman waren gehaald, 2 kammen, een stukje katoen en 2 duiten.

Elizabeth Stride
† zondag 30 september 1888

Elizabeth Stride werd geboren in 1843 in Zweden. Ze kwam naar Londen in 1856
waar ze ging werken in de prostitutie. Rond kwart voor één in de morgen
wordt gezien dat Elizabeth Stride door een man de straat op wordt getrokken.
Ze verzet zich hevig. De man duwt haar naar een afgelegen terrein en roept "Lipske"
tegen een langslopende getuige. Deze getuige verklaart dat hij ten tijde van de aanval
op Stride, een tweede man uit een café aan de overkant naar buiten heeft zien komen.
Een kwartier later rijdt de uitbater van een nabijgelegen café met zijn paard en wagen het erf op.
Zijn paard wijkt ineens uit naar links, alsof het iets wil ontwijken. Het lichaam van Elizabeth Stride
ligt dood op de grond. Op haar lichaam worden geen verminkingen aangetroffen, enkel haar keel
is doorgesneden. Waarschijnlijk werd de dader bij Stride "gestoord" en kon hij zijn werk niet afmaken.
Elizabeth Stride werd gevonden in Dutsfield's Yard, Berner Street.

De volgende avond wordt er een lang, scherp mes gevonden op Whitechapel Road,
er zit geronnen bloed op. Volgens getuige-deskundige Dr. Baxter Philips is Elizabeth Stride
met een soortgelijk mes als het gevonden mes vermoord.

Catherine Eddowes
† zondag 30 september 1888

Catherine Eddowes werd in 1842 geboren in Wolverhampton, zij gebruikte
de achternaam van haar man, en liet zich Catherine Kelly noemen,
om mensen ervan te overtuigen dat ze was getrouwd.
Catherine Eddowes wordt vermoord op 30 september 1888,
dezelfde nacht dat Elizabeth Stride werd vermoord.
Een uur na de moord op Elizabeth Stride loopt agent Watkins over Mitre Square.
Op Mitre Square treft hij een gruwelijk tafereel aan. In een donkere hoek ligt het lichaam
van Catherine Eddowes. Haar gezicht, en met name haar neus en lippen, is ernstig verminkt,
haar keel is doorgesneden en ook bij haar is de buikholte ernstig verminkt en haar ingewanden
zijn boven haar rechter schouder gelegd. Haar baarmoeder en haar linker nier zijn verwijderd,
net als bij Nichols en Chapman. Onder beide ogen van het slachtoffer zijn twee omgekeerde
V-vormige tekens gekerfd. Samen vormen ze de letter M. In het mortuarium inventariseerde
de politie haar bezittingen, waaronder een rood lederen sigarettenkoker en een leeg blikken lucifersdoosje.

Mary Jane Kelly
† vrijdag 9 november 1888

Mary Jane Kelly werd waarschijnlijk in 1863 geboren in Ierland. Vanwege haar rode haarkleur
had ze de bijnaam Ginger. Toen ze ongeveer 16 jaar oud was trouwde ze met een mijnwerker,
genaamd Davies, die drie jaar later omkwam tijdens een explosie in de mijn waarin hij werkte.
In 1884 kwam Mary Kelly naar Londen en vond werk in een bordeel. Op 8 April 1887 ontmoet
Mary Kelly ene Joseph Barnett en een dag later besluiten ze om samen te gaan wonen.
Barnett werkt als viskruier op de vismarkt maar verliest zijn baan wat tot spanningen leidt tussen
hem en Mary Kelly. Als gevolg van de ruzies verlaat Joseph Barnett de kamer op Miller's Court waar hij samen
met Mary Kelly woont, hij bezoekt Mary Kelly nog wel regelmatig op het adres. Op 8 November bezoekt hij haar
voor het laatst en treft haar aan in het gezelschap van een andere vrouw. Rond 23.00u wordt Mary Kelly gezien
in een kroeg in het gezelschap van een jonge man met een zwarte snor. Mary Kelly was aangeschoten.
De jonge man is goed gekleed en ziet er respectabel uit. De bovenburen horen Mary Kelly die nacht nog zingen
tot tenminste half één. Rond eén uur begint het te regenen. Mary Ann Cox gaat naar haar huis om een paraplu
te halen en passeert daarbij de kamer van Mary Kelly, ook zij hoort haar zingen. Om twee uur die nacht ontmoet
Mary Kelly een man genaamd George Hutchinson en vraagt hem om een lening. Later ziet hij Mary Kelly in het
gezelschap van een joods uitziende man, hij kan de politie een zeer nauwkeurige beschrijving geven van de man.
Rond drie uur komt Mary Ann Cox wederom langs het huis van Mary Kelly, ze ziet en hoort niets, alles is rustig.
De bovenburen van Mary Kelly horen rond vier uur een zwakke gil en de kreet 'moord' uit de kamer van
Mary Kelly komen, ze reageren er echter niet op. Mary Ann Cox die nacht niet kan slapen hoort dat iemand
rond kwart voor zes de kamer van Mary Kelly verlaat. De volgende dag stuurt de huurbaas van Mary Kelly
zijn assistent, Thomas Bowyer, naar haar woning om de huur te innen. Als Bowyer op haar deur klopt wordt
er niet gereageerd. Het raam naast de deur is gebroken en Bowyer steekt zijn hand door het raam en trekt de lap
die ervoor hangt opzij. Als hij naar binnen kijkt ziet hij het gruwelijke verminkte lichaam van Mary Kelly op haar
bed liggen. Mary Kelly ligt naakt op haar bed met haar gezicht naar links en haar benen wijd gespreid.
Haar buik is opengesneden van haar navel tot haar hals, haar darmen zijn losgesneden en uit het lichaam
gehaald, net als haar baarmoeder en nieren. Haar baarmoeder, nieren en een borst liggen onder het bed.
Haar andere borst ligt bij haar rechter voet, haar lever ligt tussen haar benen, haar darmen liggen rechts van
het lichaam en haar milt ligt aan de linkerkant van het lichaam. Huid van haar onderlichaam en haar dijen ligt op de tafel.
Het bed en de vloer onder het bed zijn doordrenkt met bloed. Het gezicht van Mary Kelly is zwaar toegetakeld,
haar neus, wangen, oren en wenkbrauwen zijn gedeeltelijk verwijderd en ze heeft 2 diepe sneeën boven haar
ooglid waardoor haar hele gezicht is uitgezakt. De rechter long is uit het lichaam gescheurd net als haar hart,
het ontbreekt. De kleding van Mary Kelly worden netjes opgevouwen teruggevonden op een stoel, haar schoenen
staat voor de openhaard. Ook worden er in de openhaard verbrandde resten van kleding aangetroffen,
die daar kortgeleden zijn verbrand.

Een vrouw, genaamd Caroline Maxwell, beweert dat ze op de dag van de moord Mary Kelly rond half negen
's morgens nog heeft gezien. Maurice Lewis, een kleermaker, zegt dat hij Mary Kelly die ochtend om tien uur
nog heeft gezien in de kroeg. Beide verklaringen worden door de politie niet serieus genomen,
aangezien het vaststaat dat Mary Kelly toen al dood was.


Mary Kelly zoals ze in haar bed   
werd gevonden op 13 Miller's Court.


Andere mogelijke slachtoffers
Bovenstaande vijf vrouwen worden algemeen aangeduid als de slachtoffers van Jack the Ripper.
Maar er zijn veel slachtoffers van andere, soortgelijke aanvallen uit die tijd die door sommige
zijn voorgedragen als aanvullingen op de lijst. Over deze slachtoffers is in het algemeen weinig bekend.

"Fairy Fay"   † 26 December 1887 
Of Fairy Fay daadwerkelijk echt bestaan heeft en of ze het (eerste)
slachtoffer van Jack the Ripper was, daarover bestaat enige twijfel.
Over een moord op 26 december 1887 in Whitechapel is niets bekend.
De meeste experts denken dat Fairy Fay nooit heeft bestaan.
Haar aanvaller(s) zou(den) haar met een stomp voorwerp in haar
vagina hebben gestoken.

Annie Millwood   † 25 February 1888
Een weduwe van 38, die waarschijnlijk zichzelf onderhield door prostitutie,
werd op 25 februari aangevallen en werd meerdere malen met een mes
gestoken in benen en haar onderlijf. Ze overleefde de aanval en genas
volledig. Ruim een maand na de aanval zakte ze in elkaar en stierf.
Haar overlijden werd als een natuurlijke dood vermeld.
Ze kende of herkende haar aanvaller niet.

Ada Wilson   † 28 March 1888
Ada Wilson was alleen thuis toen er op de deur werd geklopt.
Ze opende de deur en voor haar deur stond een man van ongeveer 30 jaar.
Hij was ongeveer 1.70 lang en had een zongebruind gezicht en een snor.
Hij droeg een donkere jas, een lichte broek en een hoed. De man drong
het huis binnen en eiste geld van haar. Toen ze weigerde stak hij haar 2x
in haar hals en ging er vandoor, haar voor dood achterlatend.
Buren hebben de man achtervolgt en bijna te pakken gekregen,
maar hij kon ontsnappen. Ada Wilson had als beroep naaister,
wat prostituees toen vaak opgaven als er naar hun beroep werd gevraagd.
Ada Wilson overleefde aanval.
 
Emma Elizabeth Smith   † 3 April 1888
Een prostituee die op 3 april 1888 op zoek was naar een klant.
Ze werd voor het laatst in goede gezondheid gezien, toen ze
in gesprek was met een man die geheel gekleed was in het zwart
en een witte sjaal droeg. Vier uur later strompelde ze haar woonruimte
binnen. Haar gezicht was bebloed, ze was in haar oor gesneden
en ze hield een doek tussen haar dijen om het bloeden te stelpen.
Waarschijnlijk was ze geen slachtoffer van de Ripper maar van
een straatbende, die haar hadden overvallen en haar met een stomp
voorwerp in haar vagina hadden gestoken. Ze werd met spoed naar
het ziekenhuis aan Whitechapel Road gebracht waar ze vier dagen later overleed.
Waarschijnlijk was het de moord op Emma Smith die later werd aangezien
voor de moord op Fairy Fay.

Martha Tabram   † 7 August 1888 
Gescheiden vrouw die haar geld verdiende in de prostitutie.
Haar lichaam werd gevonden in de George Yard Buildings in Whitechapel.
Er werden 39 steekwonden op haar lichaam aangetroffen waaronder;
9× in haar keel, 5× in haar linker long, 2× in haar rechter long,
1 in haar hart, 5× in haar lever, 2× in haar mild, 6× in haar buik
en meer steekwonden rond haar vagina en borsten. De moord op
Martha Tabram wordt gezien als waarschijnlijke moord door Jack the Ripper.

Whitehall Mystery   † 3 October 1888
Op 31 oktober 1888 wordt er een lichaam van een vrouw gevonden,
haar hoofd en armen ontbreken. Haar armen worden later apart
van elkaar teruggevonden in de Thames.
Door de politie werd geen verband met de Ripper-moorden gelegd.

Annie Farmer   † 20 November 1888
Annie Farmer, een 40-jarige gescheiden vrouw, pikt op 21 november,
de dag na de begrafenis van Mary Kelly, een klant op en neemt hem
mee naar een hotel. Hij betaalt voor een kamer met bed voor beide.
Twee uren later schreeuwt Annie luid en vlucht de man.
Annie heeft verwondingen aan haar keel en beweert dat ze zojuist
is aangevallen door Jack the Ripper. Haar verwondingen zijn oppervlakkig
en Annie Farmer herstelt volledig, ze blijft tot haar dood bij haar bewering
dat ze is aangevallen door Jack the Ripper.

Rose Mylett   † 20 December 1888
Op 20 december 1888 ontdekt politieagent Robert Goulding het levenloze
lichaam van de bekend prostituee Rose Mylett. Het lichaam was nog warm
en lag op haar linker zijde met haar linker been omhoog geplaatst.
Er werden geen verwondingen op haar lichaam gevonden.

Elizabeth Jackson   † June 1889
Op de ochtend van 4 juni 1889 werd aan de oever van de Thames
een menselijke ledemaat gevonden verpakt in een wit doek.
In de daarop volgende dagen werden nog meer menselijke ledematen
aangetroffen rond de Thames. Vast kwam te staan dat de menselijke
ledematen allemaal van dezelfde persoon waren en dat het slachtoffer
een vrouw was geweest. Aan de hand van de kleding, een beschrijving
van een vermissing door haar vader en het feit dat ze zwanger was,
kwam vast te staan dat het slachtoffer Elizabeth Jackson moet zijn geweest.
Bij Elizabeth Jackson was de baarmoeder verwijderd.

Alice Mackenzie   † 17 July 1889
Op 16 juli 1889 wordt het lichaam van Alice McKenzie gevonden.
Ze heeft twee steekwonden in haar nek, haar rok is omhoog getild
en ze heeft meerdere steekwonden in haar kruis. Ze heeft
een snijwond van haar navel tot net onder haar linkerborst.

Pinchin St. Murder   † 10 Sept. 1889
Op 10 september 1889 wordt er een vrouwelijke torso gevonden
onder een spoorbrug in Pinchin Street. Het lichaam mist hoofd
en benen en is reeds in vergaande staat van ontbinding. Ook hier
had de dader het vooral op het kruis van zijn slachtoffer voorzien
en was de baarmoeder verdwenen. Waarschijnlijk was het slachtoffer
op 8 september 1889 vermoord, precies een jaar na de moord op
Annie Chapman. Het lichaam is nooit positief geïdentificeerd.

Frances Coles   † 13 February 1891
Op 13 februari 1891 werd het lichaam van Frances Coles gevonden
door politieagent Ernest Thompson. Zijn aandacht werd getrokken
toen hij voetstappen hoorde van iemand die van hem wegrende.
Toen hij zijn lantaarn in de richting van de voetstappen hield, zag hij
in een hoek het lichaam van een vrouw liggen. Bloed gutste uit haar hals,
Thompson zag dat ze op dat moment nog leefde. Omdat ze nog in leven was,
besloot Thompson bij haar te blijven tot er hulp kwam en niet om de dader
te achtervolgen. Kort daarna overleed Frances Coles, ze had verder
geen verminkingen, waarschijnlijk omdat Thompson de dader had gestoord.

Carrie Brown   † 24 April 1891
Een van de weinige moorden buiten Londen die aan Jack the Ripper wordt gelinkt,
is de moord op de oudere Amerikaanse prostituee Carrie Brown.
Het levenloze lichaam van Carrie Brown werd gevonden in een kamer
van het East River Hotel in New York. Haar lichaam was ernstig verminkt.
Volgens de arts die de autopsie uitvoerde had de dader geprobeerd
om het lichaam te ontleden. De manier waarop het slachtoffer was toegetakeld
vertoonde overeenkomsten met de moord op Annie Chapman en Catherine Eddowes.
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan



Goulston Street Graffiti
Op 30 september 1888, de nacht van de dubbelmoord, werd er door de politie in Goulston Street
een bloederig schort, dat eigendom was geweest van Eddows, gevonden en een gekrijt bericht op een muur.
Om rellen te voorkomen werd op last van de politie de tekst verwijderd voor het dag werd. Omdat er geen
foto's gemaakt zijn van het bericht is niet meer met zekerheid vast te stellen wat er op de muur was gekalkt.
Volgens één ooggetuigenverslag luidde het bericht: "The Juwes are the men That Will not be Blamed for nothing."
Een andere politieagent sprak echter van het bericht: "The Juwes are not The men That Will be Blamed for nothing."
Er bestaat een theorie dat de tekst op de muur in Goulston Street een verwijzing zou zijn
naar Jubela, Jubelo en Jubelum. Het woord 'Juwes' zou, volgens deze theorie, niet verkeerd
gespeld zijn en slaan op 'Jewes', maar een verwijzing zijn naar de drie moordenaars van
Hiram Abiff Hiram Abiff. Deze zou de architect zijn geweest die de fameuze tempel
van koning Solomon heeft gebouwd. De moordenaars werd na hun daad op gruwelijke wijze
om het leven gebracht. Bij Jubela werd zijn keel doorgesneden en werd zijn tong uitgetrokken.
Bij Jubelo werd de linkerzijde van zijn borst opengehaald waarna zijn hart en ingewanden
boven zijn linkerschouder werden geplaatst. Het lichaam van Jubelum werd in tweeën gehakt,
een gedeelte werd naar het noorden geplaatst de andere richting het zuiden.
Zijn ingewanden werden verbrand en het as werd door de vier winden des hemels weggeblazen.



De vondst van Mary Ann Nichols

De vondst van Catherine Eddowes


De getuigen
Ten tijden van de Ripper-moorden hebben meerdere personen zich gemeld en getuigd
dat ze of Jack the Ripper zouden hebben gezien of dat ze vlak voor de moorden het slachtoffer
in gezelschap van een man hadden gezien. Hieronder staan de belangrijkste getuigen.

Albert Cadoche.
Albert Cadoche woonde op 27 Hanbury Street.
Hij getuigde op 19 september 1888 tijdens de hoorzitting over de moord op Annie Chapman.
Hij verklaarde dat hij op de 8 september 1888 na 05:15u in zijn tuin was geweest.
Hij hoorde een stem 'No' zeggen en ongeveer tien minuten daarna
hoorde hij een geluid alsof er iets tegen de schutting viel.

Elizabeth Darrell.
Elizabeth Darrell woonde op 32 Church street.
Zij getuigde op 19 september 1888 tijdens de hoorzitting over de moord op Annie Chapman.
Zij verklaarde dat ze rond 05.30u door Hanbury Street had gelopen.
Daar had ze een vrouw met een man zien staan praten.
Later gaf ze aan dat de vrouw die ze had gezien Annie Chapman was geweest.
Ze heeft een beschrijving gegeven van de man met wie zij Annie Chapman zou hebben zien staan praten.
Beschrijving: De man die ze gezien had, had een donkere, getinte huid en was iets ouder dan 40 jaar.
Hoewel hij zich op dat moment in de achterbuurt bevond leek hij daar niet thuis te horen.
De man was iets langer dan Chapman en droeg een donkere overjas en een jachtpet (deerstalker hat).


J. Best
J. Best woonde op 82 Lower Chapman Street.
Hij getuigde tijdens de hoorzitting over de dood van Elizabeth Stride.
Hij verklaarde dat hij samen met een vriend, John Gardner, Elizabeth Stride op 29 oktober 1888
rond 23.00u had gezien samen met een man in Bricklayer's Arms pub in Settles Street.
Hij heeft een beschrijving gegeven van de man met wie hij Elizabeth Stride zou hebben gezien.
Beschrijving: De man die hij samen met Elizabeth Stride had gezien, was ongeveer 1.68m geweest.
Hij was Engels en had een zwarte snor. Hij droeg een morning suit (Engels kostuum) en een bolhoed.


James Brown
James brown woonde op 35 Fairclough Street.
Hij getuigde op de hoorzitting over de dood van Elizabeth Stride.
Hij verklaarde dat hij in de vroege ochtend van 30 september 1888 een man
met een vrouw had zien praten. Hij was er zeker van dat de vrouw die hij gezien had
Elizabeth Stride was. Enige tijd later hoorde hij een mannenstem 'Murder!' roepen,
waarschijnlijk waren dit de mannen die Elizabeth Stride hadden gevonden.
Hij heeft een beschrijving gegeven van de man met wie hij Elizabeth Stride zou hebben gezien.
Beschrijving: De man die hij samen met Elizabeth Stride had gezien was ongeveer 1,74m geweest.
De man was enigszins corpulent (gezet) en droeg een lang jas die bijna tot zijn hielen reikte.


John Gardner
John Gardner woonde op 11 Chapman Street.
Hij getuigde tijdens de hoorzitting over de dood van Elizabeth Stride.
Hij verklaarde dat hij samen met een vriend, J. Best, op 29 september 1888 rond 23.00u
Elizabeth Stride met een man had gezien in de Bricklayer's Arms pub in Settles Street.
Het was hem opgevallen dat Elizabeth Stride een bloem op haar jurk had gespeld.

Eva Harstein
Eva Harstein woonde op 14 Berner Street.
Ze werd niet opgeroepen om te getuigen tijdens de hoorzitting over de moord op Elizabeth Stride.
Later verklaarde zij tegen Grand en Batchelor (2 detectives) dat ze een aantal witte bloemblaadjes
en een bebloed druiventakje had gevonden in Dutfield's Yard.

Joseph Lave
Hij getuigde tijdens de hoorzitting over de dood van Elizabeth Stride.
Hij verklaarde dat hij ongeveer 15 minuten voordat de moord werd gepleegd door Dutfield's Yard had gelopen.
Volgens zijn verklaring was het erg rustig geweest in de directe omgeving en hij was er zeker van
dat het lichaam van Elizabeth Stride toen nog niet op de binnenplaats had gelegen.

Matthew Packer
Matthew Packer was een groenteboer met een winkel op 44 Berner Street.
Hij werd niet opgeroepen om te getuigen tijdens de hoorzitting over de moord op Elizabeth Stride.
Hij verklaarde op 2 oktober tegen Grand en Batchelor (2 detectives) dat hij op 29 september
rond 23.45u een tros druiven had verkocht aan een man die in het gezelschap was van Elizabeth Stride.
Hij paste nadien meerdere malen zijn verhaal aan, wat hem minder geloofwaardig maakte als getuige.
Beschrijving: De man die hij samen met Elizabeth Stride had gezien was ongeveer 1,74m geweest.
Hij was tussen de 25 en 30 jaar en droeg een lange, dichtgeknoopte, zwarte jas.
Hij droeg een vilten hawker hoed en had geen handschoenen aan.


Israel Schwartz
Israel Schwartz woonde op 2 Ellen Street.
Hij getuigde tijdens de hoorzitting over de dood van Elizabeth Stride.
Hij verklaarde dat hij op de vroege ochtend van 30 september 1888 Berner Street inliep.
Toen hij Dutfield's Yard naderde, zag hij een vrouw staan bij de ingang van de binnenplaats.
Hij zag hoe een man naar de vrouw liep en haar aansprak waarna er onenigheid ontstond tussen beide.
De man probeerde de vrouw een binnenplaats op te trekken waar de vrouw zich hevig tegen verzetten.
De man wierp de vrouw tegen de grond, waarna de vrouw drie keer schreeuwde.
Schwartz, die amper engels sprak, wilde niet bij de ruzie betrokken raken en stak de straat over.
Toen hij het stel aan de overkant van de straat passeerde, zag hij in de schaduw een andere man staan
die net zijn pijp aanstak. De man die de vrouw had aangevallen riep plotseling "Lipski".
Het is zowel mogelijk dat hij het tegen de man in de schaduw had of dat hij het tegen Schwartz had.
Schwartz had een overduidelijk joods uiterlijk en Lipski was een naam die vaak gebruikt werd in die tijd
om joden uit te schelden. Toen Schwartz doorgelopen was, merkte hij dat de man met pijp hem begon te volgen.
Schwartz versnelde angstig zijn pas om de man kwijt te raken. Eenmaal bij een spoorwegovergang aangekomen,
bleek Schwartz de man te zijn kwijtgeraakt. Na de moord op Elizabeth Stride meldde Schwartz zich
vrijwillig bij de politie om te vertellen wat hij had gezien. Hij werd meegenomen naar het mortuarium
waar hij Elizabeth Stride herkende als de vrouw die hij had gezien worden aangevallen.
Hij heeft een beschrijving gegeven van de beide mannen die hij die nacht had gezien.
Israel Schwartz wordt door veel deskundigen gezien als de belangrijkste getuigen in de moordzaak
en de mogelijk enige bekende getuige die Jack the Ripper daadwerkelijk heeft gezien.
Beschrijving man 1: De man die Elizabeth Stride had aangevallen was ongeveer 30 jaar oud.
Hij was ongeveer 1,68m en had bruin haar een smalle bruine snor en een vol gezicht.
Hij droeg een donkere jas een donkere broek en een zwarte pet.

Beschrijving man 2: De man in de schaduw was ongeveer 35 jaar oud.
Hij was ongeveer 1,55m en had licht bruin haar. Hij rookte een kleien pijp.
Hij droeg een donkere overjas en een oude hardvilten zwarte hoed met een brede rand.


Joseph Lawende
Joseph Lawende woonde op 45 Norfolk Road.
Hij getuigde tijdens de hoorzitting over de dood van Catherine Eddowes.
Hij verklaarde dat hij samen met twee vrienden, Joseph Hyam Levy en Harry Harris,
rond 01.35u door de Church Passage had gelopen. Daar had hij een man en een vrouw gezien.
Hij had de man en vrouw goed kunnen zien en hij identificeerde later Catherine Eddowes
als de vrouw die hij had gezien. Hij heeft een beschrijving gegeven van de man met wie hij Catherine Eddowes
zou hebben gezien, maar gaf aan dat hij de man waarschijnlijk niet weer zou herkennen als hij hem weerzag.
Beschrijving: De man die hij samen met Catherine Eddowes had gezien was ongeveer 1.73m geweest
en had een bruine snor. Hij droeg een grijs/zwarte jas en een rode zakdoek rond zijn nek.
Hij droeg een grijs gestipte, stoffen pet. De man leek volgens hem op een zeeman.


Thomas Bowyer
Thomas Bowyer woonde op 37 Dorset Street.
Hij getuigde tijdens de hoorzitting over de moord op Mary Kelly.
Hij was de assistent van John McCarthy, de huurbaas van Mary Kelly.
Hij werd op de ochtend van 9 november 1888 door McCarthy naar 13 Miller's Court gestuurd
om de openstaande huurschuld van Mary Kelly te innen. Nadat hij had aangeklopt en geen reactie kreeg,
keek hij door het raam om te zien of ze aanwezig was. Hij zag het ernstig verminkte lichaam
van Mary Kelly op haar bed liggen en informeerde meteen zijn baas en daarna de politie.

Mary Ann Cox
Mary Ann Cox woonde op 5 Miller's Court.
Ze was zelf ook prostituee en goed bevriend met Mary Kelly.
Zij zag Mary Kelly op 8 november 1888 rond 23.45u in het gezelschap van een man.
Toen ze later langs de kamer van Mary Kelly kwam, hoorde zij haar zingen.
Rond 03.00u kwam ze weer langs de kamer van Mary Kelly, toen hoorde ze niets en was alles stil.
Om ongeveer 05.45u hoorde ze hoe een man het hofje uitliep,
uit welke kamer hij kwam, kon ze niet precies aangeven.
Beschrijving: De man die zij die avond rond 23.45u samen met Mary Kelly had gezien
was kort en corpulent (gezet) en had een opgeblazen gezicht.
Hij was armoedig gekleed en had een snor.
Hij droeg een bolhoed en had een blikje bier in zijn hand.

George Hutchinson
George Hutchinson getuigde niet tijdens de hoorzitting over de dood van Mary Kelly,
maar meldde zich op 12 november 1888 bij de politie. Hij verklaarde dat hij Mary Kelly
op de ochtend dat ze werd vermoord had gezien in het gezelschap van een man.
Hij had het stel gevolgd en kon een detailleerden beschrijving geven van de man.
Beschrijving: De man die hij samen met Mary Kelly had gezien was tussen de 34 en 35 jaar oud.
Hij was ongeveer 1,70m lang en had een bleek gelaat.
Hij had donker haar en droeg een snor die aan beide einden omhoog was gekruld.
Hij droeg een lange donkere overjas met kraagmanchetten.
Daaronder droeg hij een donkere jas met een lichte taille, een donkere broek, laarzen met knopen,
slobkousen, een wit shirt en een zwarte das met een hoefijzer speldje en een donkere hoed.
Verder droeg hij een dikke, gouden ketting met een rood, stenen zegel en een rode hoofddoek.
Hij zag er joods en respectabel uit.

Sarah Lewis
Sarah Lewis woonde op 24 Great Pearl Street.
Zij getuigde tijdens de hoorzitting over de dood van Mary Kelly.
Zij verklaarde dat ze de vroege ochtend van 9 november 1888 had doorgebracht bij de familie Keyler
die op 2 Miller's Court Woonden. In de nacht van 8 op 9 november had ze rond 02.30u een man
in Dorset Street zien staan die de steeg naar Miller's Court in de gaten hield.
Hierbij ging het waarschijnlijk om George Hutchinson. Verder verklaarde ze dat ze diezelfde nacht
even voor 04.00u een moordkreet had gehoord. Ook verklaarde ze dat ze op 7 november
een man had ontmoet op Bethnal Green Road. Ze liep daar met een vriendin toen ze werden aangesproken
door een man die hen vroeg om mee een steegje in te lopen. Toen ze in de steeg waren aangekomen,
zette de man een zwarte tas op de grond en stak zijn hand erin om er iets uit te halen.
Geschrokken renden beide vrouwen weg uit angst om de volgende slachtoffers te worden van Jack the Ripper.
Sarah Lewis verklaarde dat ze diezelfde man op 9 november had gezien toen ze onderweg was naar Miller's Court.

Caroline Maxwell
Caroline Maxwell woonde in Dorset Street.
Zij getuigde op de hoorzitting over de moord op Mary Kelly.
Zij verklaarde dat zij Mary Kelly op de ochtend van 9 november meermaals had gezien.
De eerste keer had ze haar gezien rond 08.00u, een tweede maal keer rond 08.30u
en nog een keer ongeveer een half uur daarna. De eerste keer dat ze Mary Kelly was tegengekomen,
zou Mary Kelly tegen haar hebben gezegd dat ze last had van een kater, waarop Caroline Maxwell
haar adviseerde om nog wat te gaan drinken om zo van haar kater af te komen. Mary Kelly antwoordde
dat ze dat al had geprobeerd, maar dat ze meteen nadat ze wat had gedronken, had moeten overgeven.
Een half uur later had ze Mary Kelly weer gezien toen die buiten de Britannia Pub stond te praten
met een man. Door de verklaring van Caroline Maxwell is de theorie ontstaan dat het lichaam
dat zo zwaar toegetakeld werd gevonden op 13 Miller's Court niet dat van Mary Kelly zou zijn geweest.
Volgens het officiële onderzoek was Mary Kelly immers al rond 04.00u in de ochtend vermoord,
waardoor het onmogelijk was dat ze Caroline Maxwell haar na 08.00u nog enkele malen had gezien.
Ook omdat het lichaam zo zwaar was toegetakeld, zodat het amper te herkennen was,
voedde de theorie dat het iemand anders was geweest die die nacht was vermoord.
Ook werd er gedacht dat Mary Kelly wellicht zwanger was geweest en dat dat de reden was
waarom ze zich niet goed voelde die ochtend en had moeten overgeven (morgenziekte).
Anderen gaan er vanuit dat Caroline Maxwell met de datum in de war was of iemand anders
had gezien, wellicht in de kleren van Mary Kelly. Caroline Maxwell heeft altijd volgehouden
dat het Mary Kelly was die ze die morgen heeft gezien en dat ze zeker was van de datum.
Toen ze Mary Kelly zag was ze onderweg om servies terug te brengen dat haar echtgenoot
geleend had van vrienden.

Mrs Paumier
Mrs Paumier verkocht kastanjes op de hoek van Widegate Street en Sandy's Row,
op ongeveer twee minuten loopafstand van de plek waar Mary Kelly was vermoord.
Zij verklaarde dat in de ochtend van 9 november 1888 een man naar haar toe was gekomen
en haar had gevraagd of ze gehoord had van de moord in Dorset Street.
"I suppose you have heard about the murder in Dorset street?"
Toen mrs Paumier daarop bevestigend antwoordde, grinnikte de man en zei hij
dat hij er nog veel meer vanaf wist. "I know more about it than you."
De man keek haar daarna in haar gezicht en liep weg richting Sandy's Row.
Halverwege de straat bleef hij staan en keek hij naar haar om te zien
of zij nog naar hem keek en verdween toen uit het zicht.
Beschrijving: De man die naar mrs Paumier was toegekomen was ongeveer 1.70m
en had een zwarte snor. Hij droeg een zwarte, zijde hoed met een zwarte jas
en een gespikkelde broek. Hij had een zwarte, glanzende tas bij zich.
Toen hij drie jonge meisjes tegenkwam en die hem vroegen wat hij in zijn tas had
antwoordde hij; "Iets wat jonge dames niet leuk vinden."

Catherine Pickett
Catherine Pickett woonde op Miller's Court.
Zij verklaarde dat zij Mary Kelly gedurende nacht dat ze werd vermoord had horen zingen.
In de ochtend van 9 november 1888 rond 07.30u ging ze naar de kamer van Mary Kelly
om te vragen of ze een sjaal van haar mocht lenen. Ze klopte op de deur van de kamer van Mary Kelly,
maar kreeg geen antwoord. Ze dacht dat Mary Kelly nog sliep en ging toen weer naar huis.
Catherine Pickett werd niet opgeroepen om te getuigen tijdens de hoorzitting over de moord op Mary Kelly.

Elizabeth Prater
Elizabeth Prater woonde op 20 Miller's Court in de kamer direct boven 13 Miller's Court.
Zij getuigde tijdens de hoorzitting over de moord op Mary Kelly. Zij verklaarde dat ze
in de nacht van 8 op 9 november 1888 rond 04.00u was wakker geworden door haar kat.
Rond dat tijdstip hoorde ze een moordkreet, ze schonk hier echter geen aandacht aan.
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan



De Politie
Dat Jack the Ripper, waarschijnlijk, nooit is gepakt en zijn identiteit zelfs tot de dag van vandaag
een mysterie is gebleven wordt vaak, ten onrechte, de politie die destijds het onderzoek deed aangerekend.
Ze zouden nalatig hebben gehandeld of zelfs helemaal niets hebben gedaan om de moordenaar(s) te grijpen.
Ten tijde van de Ripper-moorden waren er twee politiekorpsen actief in Londen.
Ook tegenwoordig heb je in Londen nog de City Police en de Metropolitan Police (Scotland Yard).

Vier van de vijf slachtoffers van Jack the Ripper werden gevonden op het werkterrein van
de Metropolitan Police. Catherine Eddowes die werd vermoord op Mitre Square, was de enige die
op het op het gebied van de City Police werd gevonden. De rivaliteit tussen beide politiekorpsen
was destijds erg groot waardoor samenwerken nauwelijks plaatsvond of de samenwerking erg stroef verliep.

Donald Sutherland Swanson
Donald Sutherland Swanson wordt geboren in Schotland in 1848.
Nadat hij van school kwam, is hij een tijdje leraar geweest en enige tijd later
gaat hij bij de politie omdat die baan hem meer zekerheid bied voor de toekomst.
Swanson gaat op 27 april 1868 werken bij de Metropolitan Police. Ten tijde van
de Ripper-moorden wordt Swanson aan het hoofd van het onderzoek geplaatst.
Hij heeft de vrije hand en heeft inzage in elk document, verslag, en elke brief
die iets te maken hebben of kunnen hebben met de Ripper-moorden.

Swanson was goed bevriend met dr. Robert Anderson en in kopie van de memories
van dr. Anderson schreef Swanson met potlood notities. In deze notities wijst Swanson
ene Kosminski aan als de Poolse jood die Anderson in zijn boek als meest waarschijnlijke
Jack the Ripper betiteld. Donald Sutherland Swanson overlijdt in New Malden, Surrey, op 24 november 1924.

Frederick George Abberline
Frederick George Abberline wordt op 8 januari 1843 geboren in Blandford Dorset.
Op 5 januari 1863 gaat Abberline bij de Metropolitan Police nadat hij als klokkenmaker
heeft gewerkt. In 1873 wordt Abberline gepromoveerd tot inspecteur, 5 jaar later
op 8 april 1878 wordt hij overgeplaatst naar Whitechapel. Op 26 februari 1887
wordt inspecteur Abberline overgeplaatst naar CO Division (Schotland Yard).
In 1888 krijgt Abberline wederom promotie, hij is nu eerste klas inspecteur.
Van september 1888 t/m omstreeks maart 1889 was hij direct betrokken
bij het onderzoek naar de Whitechapel-moorden en ondanks dat hij hier
een belangrijke rol in vervulde, wordt vaak ten onrechte aangenomen dat hij
de algehele leiding op zich had. In 1892 gaat Abberline met pensioen en is hij
nog enige tijd werkzaam als privédetective. In een interview met Pall Mall Gazette
in 1903 zou Abberline hebben gezegd dat volgens hem George Chapman Jack the Ripper
was. Hij zei; "Ik heb het gevoel dat het deze man was, waar wij 15 jaar geleden zoveel
moeite mee hadden om hem te pakken te krijgen.
" In een later interview in de Evening News
zou hij echter hebben gezegd; "Ik heb mijn woord gegeven erover te zwijgen, maar ik en mijn superieuren weten
bepaalde feiten.... De Ripper was geen butcher (slager), Yid (jood) of foreign skipper (buitenlandse zeeman).
Men hoeft hem niet te zoeken in de lagere klassen van de Britse samenleving, maar hogerop, bij de elite
".
Frederick George Abberline overlijdt op 10 december 1929 op 86-jarige leeftijd in Bournemouth.

George Godley
George Godley wordt geboren in East Grinstead, Sussex in 1856.
In 1887 gaat hij werken bij de Metropolitan Police, daarvoor was hij zager.
Ten tijde van de Ripper-moorden was hij een sergant in J Divisie (Bethnal Green).
In 1903 arresteert hij George Chapman nadat die meerdere vrouwen heeft vermoord.
Nadat Godley George Chapman heeft gearresteerd zou de toen gepensioneerde
inspecteur Abberline tegen hem hebben gezegd;
"Het is je eindelijk gelukt om Jack the Ripper te pakken."
George Godley overlijd op 20 juli 1941.

George Lusk
George Akin Lusk werd geboren in 1839.
Tentijde van de Ripper-moorden was hij de voorzitter van de Whitechapel Burgerwacht.
Lusk was een vrijmetselaar. Op 14 april 1882 trad hij toe tot de Doric Lodge,
maar in 1889 werd hij buitengesloten omdat hij de contributie niet had betaald.
Hij werd op 10 september 1888 verkozen tot voorzitter van de Whitechapel Burgewacht.
Zijn naam stond gedrukt op een groot aantal poster die werden verspreid door whitechapel
met het verzoek aan iedereen die informatie had over Jack the Ripper zich te melden.
In oktober 1888 vroeg Lusk om politiebescherming omdat hij vermoedde dat zijn huis
in de gaten werd gehouden door een sinistere man met een baard.
Op 16 oktober 1888 ontving hij thuis een klein pakketje met de avondpost.
Toen hij het pakketje had geopend vond hij een brief die aan hem was geadresseerd
en een halve menselijke nier. Overtuigd dat het om een grap ging zette Lusk het pakketje
met de nier in zijn bureaulade en liet hij het de volgende dag zien op een bijeenkomst
van de Burgerwacht. Lusk wilde zowel het pakketje als de nier weggooien, maar andere leden van de burgerwacht
overtuigden hem ervan om de nier te laten onderzoeken. Een arts in een nabij gelegen ziekenhuis onderzocht
de nier en nam het uiteindelijk mee naar dr Thomas Openshaw in het London Hospital.
De nier werd na onderzoek door dr Openshaw overgedragen aan de politie die de moord op Catherine Eddowes onderzocht.
Lusk word ook genoemd in de brief van 17 September 1888, maar veel experts zien die brief als een hedendaagse vervalsing.

Robert James Lees
Robert James Lees werd geboren in augustus 1849 in Hinckley, Leicestershire.
Hij was een schrijver, journalist en medium. In 1888 ten tijde van de Ripper-moorden,
woonde hij in Londen. In vele boeken en artikelen wordt gesproken dat hij
een aandeel zou hebben gehad op de jacht op Jack the Ripper. In 1895 publiceerde
de Chicago Sunday Times Herald een artikel over Lees en zijn vermeende connectie
met de Ripper-moorden. Volgens het betreffende artikel zou Lees al jaren lijden onder
visioenen over Jack the Ripper en diens slachtpartijen. Elk visioen dat hij had over
Jack the Ripper kwam uit, waarna Lees naar het vaste land van Europa vluchtte
om zo van zijn kwellingen verlost te worden. Bij terugkomst in Londen reisde hij
met zijn vrouw, Sarah, met het openbaar vervoer in Londen toen een man instapte.
Deze man, zo verklaarde Lees tegenover zijn vrouw, was Jack the Ripper. Zijn vrouw
geloofde hem niet waarop Lees de man, die uitstapte op Marble Arch, begon te volgen.
Onderweg klampte hij een agent aan en vertelde dat hij Jack the Ripper had herkend,
ook deze politieagent geloofde hem niet. Na nog meer moorden leidde Lees de politie
naar een chique huis in Londen waar een arts woonde. Deze arts werd aangehouden
en opgesloten in een psychiatrisch ziekenhuis onder de naam; Thomas Mason 124.
Er werd een nep-begrafenis gehouden om het verdwijnen van de arts te verklaren. Met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid kan dit gehele artikel naar het rijk der fabelen worden verwezen. Vast staat wel dat in oktober
1888 Lees zijn hulp in de zoektocht naar Jack the Ripper zowel heeft aangeboden aan de City Police als aan
Scotland Yard, op beiden aanboden is niet ingegaan. In een brief, waarvan verondersteld wordt dat die
is geschreven door Jack the Ripper, die werd ontvangen op 25 juni 1889 word echter wel gerefereerd
aan een Lees. "You have not caught me yet you see, with all your cunning, with all your Lees,
with all your blue bottles.
" Een verklaring hiervoor is dat die brief niet spreekt van Lees,
maar van tecs, politieagenten in burger. Robert James Lees overleed in 1931.
Het is nooit met zekerheid komen vast te staan of hij een aandeel heeft gehad in het Ripper-onderzoek.


De Media
De Ripper-moorden gaven aanzet tot een belangrijke verandering in de Britse samenleving.
Jack the Ripper was niet de eerste seriemoordenaar, maar zijn daden wekten voor het eerst
een wereldwijde sensatie op. De mythologie die ontstond doordat de Ripper nooit werd gevonden,
werkte door op de publieke perceptie van latere seriemoordenaars.


'I'm not a butcher, I'm not a Yid,
Nor yet a foreign Skipper,
But I'm your own light-hearted friend,
Yours truly, Jack the Ripper'

De Brieven
Jack the Ripper heeft meerdere brieven naar de politie en de pers gestuurd.
Op 27 september 1888 ontving the Central News Agency de eerste brief, de zogenaamde Dear Boss Brief.
Op 1 oktober ontving the Central News Agency wederom bericht van Jack the Ripper,
ditmaal in de vorm van een postkaart, de Saucy Jacky briefkaart.
Op de postkaart wordt verwezen naar de Dear Boss Brief, en naar de 'double event',
de moorden op Elizabeth Stride en Catherine Eddowes de avond ervoor.
In begin oktober 1888 ontving de Schotland Yard in Birmingham een brief
die was ondertekend met Jack the Ripper.

Van al deze brieven wordt door velen aangenomen dat de From Hell-brief de enige brief is
die Jack the Ripper daadwerkelijk geschreven heeft. Op 16 oktober ontving George Lusk,
de voorzitter van de Whitechapel Vigilance Committee, via de post een kartonnen doos.
Het bevatte een halve menselijke nier, welke was ingemaakt in wijn en een brief.
Die brief zou later bekend komen te staan als de From Hell brief.
Na medisch onderzoek kwam Dr. Openshaw tot de conclusie dat de nier erg veel leek op de nier
die verwijderd was bij Catherine Eddowes. Op 29 oktober 1888 ontving Dr. Openshaw zelf ook een brief.

In 1988 werd er nog een brief ontdekt door Peter McClelland in een gesloten envelop
in de British Public Record Office. Over de echtheid van de brief word hevig gedebatteerd.
De brief word door velen als een recente vervalsing gezien.


De Dear Boss Brief


De "Saucy Jacky" postkaart

De From Hell Brief


De brief van 6 oktober 1888


Dr. Openshaw Brief

De brief die ontdekt werd
door Peter McClelland


De Dear Boss Brief
25 Sept. 1888
Dear Boss,

I keep on hearing the police have caught me but they wont fix me just yet.
I have laughed when they look so clever and talk about being on the right track.
That joke about Leather Apron gave me real fits. I am down on whores
and I shant quit ripping them till I do get buckled. Grand work the last job was.
I gave the lady no time to squeal. How can they catch me now. I love my work
and want to start again. You will soon hear of me with my funny little games.
I saved some of the proper red stuff in a ginger beer bottle over the last job
to write with but it went thick like glue and I cant use it. Red ink is fit enough I hope ha. ha.
The next job I do I shall clip the ladys ears off and send to the police officers
just for jolly wouldn't you. Keep this letter back till I do a bit more work,
then give it out straight. My knife's so nice and sharp I want to get to work right away
if I get a chance. Good Luck.

Yours truly
Jack the Ripper


Dont mind me giving the trade name

PS Wasnt good enough to post this before I got all the red ink off my hands
curse it No luck yet. They say I'm a doctor now. ha ha


De "Saucy Jacky" Postkaart
I was not codding dear old Boss when I gave you the tip,
you'll hear about Saucy Jacky's work tomorrow double event this time
number one squealed a bit couldn't finish straight off.
ha not the time to get ears for police.
thanks for keeping last letter back till I got to work again.

Jack the Ripper


Op 6 oktober 1888 ontving een plaatselijke krant een brief ondertekend met Jack the Ripper.
Er wordt vanuit gegaan dat de brief bedoeld was om of Israel Schwartz of Joseph Lawende te intimideren.
You though your-self very clever I reckon when you informed the police.
But you made a mistake if you though I dident see you.
Now I known you know me and I see your little game,
and I mean to finish you and send your ears to your wife
if you show this to the police or help them if you do I will finish you.
It no use your trying to get out of my way. Because I have you
when you dont expect it and I keep my word as you soon see and rip you up.

Yours truly Jack the Ripper.

PS You see I know your address


Brief van 8 Oktber 1888
8th October 1888
Dear Boss

I have to thank you and my Brother in trade, Jack the Ripper for your
kindness in letting me away out of Whitechapel. I am now on my road
to the tweed Factories. I will let the Innerleithen Constable or police men
know when I am about to start my nice Little game. I have got my knife
replenished so it will answer both Ladies and Gents. Other 5 Tweed ones
and I have won my wager.

I am Yours
Truly
The Ripper


De From Hell-brief
From hell.

Mr Lusk,
Sor
I send you half the Kidne I took from one woman
and prasarved it for you tother piece I fried and ate it
was very nise. I may send you the bloody knif that took
it out if you only wate a whil longer

signed
Catch me when you can Mishter Lusk


De brief aan Dr. Openshaw
Old boss you was rite it was the left kidny
i was goin to hoperate agin close to you ospitle
just as i was going to dror mi nife along of er bloomin throte
them cusses of coppers spoilt the game
but i guess i wil be on the jobn soon and will send you another bit of innerds


Jack the Ripper

O have you seen the devle with his mikerscope and scalpul a-lookin at a kidney with a slide cocked up.


Datum Onbekend
What fools the police are.
I even give them the name of the street where I am living.
Prince William Street.


De brief die in 1988 ontdekt werd door Peter McClelland
17th Sept 1888
Dear Boss

So now they say I am a Yid when will they lern Dear old Boss!
You an me know the truth dont we. Lusk can look forever hell never find me
but I am rite under his nose all the time. I watch them looking for me an it
gives me fits ha ha I love my work an I shant stop until I get buckled
and even then watch out for your old pal Jacky.


Catch me if you Can
Jack the Ripper

Sorry about the blood still messy from the last one.
What a pretty necklace I gave her.


Op 25 juli 1889 kwam er een brief binnen bij Scotland Yard.
Deze brief was ondertekend met Jack the Ripper.
Dear Boss,

You have not caught me yet you see, with all your cunning,
with all your "Lees' with all your blue bottles. I have made
two narrow squeaks this week, but still though disturbed
I got clear before I could get to work.
I will give the foreigners a turn now I think, for a change,
Germans especially if I can. I was conversing with two
or three of your men last night, their eyes of course
were shut and thus they did not see my bag. Ask any of your
men who were on duty last night in Piccadilly (Circus End)
if they saw a gentleman put 2 dragoon guard sergeants
into a hansom. I was close by & heard him talk about shedding
blood in Egypt I will soon shed more in England.
I hope you read mark & learn all that you can if you do so you may
and may not catch -Jack the Ripper."


Volgens sir Melville Macnaghten was een van de eerste documenten
die betrekking had tot de Ripper-moorden die hij onder ogen kreeg,
toen hij bij Scotland Yard kwam in 1889, een gedichtje dat twee weken
voor de
Dear Boss-brief was ontvangen.
I'm not a butcher, I'm not a Yid,
Nor yet a foreign Skipper,
But I'm your own light-hearted friend,
Yours truly, Jack the Ripper
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan



De Verdachten
Het wegnemen van lichaamsdelen van de slachtoffers lijkt vakkundig uitgevoerd.
Om deze reden zijn er theorieën die stellen dat de dader wellicht een chirurg of een slager was.
Andere theorieën wijzen richting het Britse koningshuis; prins Albert Victor zou een kind
hebben verwekt bij een prostituee. Om een internationaal schandaal te voorkomen zouden
vooraanstaande leden van de Britse hofhouding meer weten van de vijf moorden die gepleegd zijn.
Een naam die in deze zogenaamde "Royal Conspiracy Theory" genoemd wordt, is die van sir William Gull,
de lijfarts van koningin Victoria. Gull, een bekwaam arts en lid van de Britse vrijmetselarij,
zou zich veelvuldig hebben bezig gehouden met occulte rituelen, voortkomend uit de vrijmetselaarsloge.
De vijf plaatsen delict zouden op de kaart van Londen de vijf punten van een pentagram vormen,
een teken dat in de vrijmetselarij vaker voorkomt. Ook andere vrijmetselaars worden genoemd,
waaronder lord Randolph Churchill, de vader van Winston Churchill. De theorie over Churchill
brengt de moorden eveneens in verband met de escapades van prins Albert Victor en ziet in de
moorden rituele slachtingen, uitgevoerd door een vrijmetselaar.

Hoewel verdachten in alle lagen van de bevolking gezocht werden, verklaarde de inspecteur Frederick Abberline,
die belast was met het onderzoek van de Whitechapel-moorden, dat hij en zijn collega een hoop over de zaak
en de dader te weten waren gekomen, maar dat hij, conform zijn belofte, zich niet zou uitlaten over de moorden.
"De dader hoeft men echter niet te zoeken in de lagere klassen van de Britse samenleving.
De dader behoorde tot de elite.
", Abberline nam het spreekverbod, dat hij opgelegd had gekregen erg serieus
en heeft zich verder nooit uitgelaten over wat volgens hem de identiteit van Jack the Ripper was geweest.

Ruim een eeuw na de moorden beweert de schrijfster Patricia Cornwell in haar boek,
Portret van een moordenaar (2002), dat de schilder Walter Sickert wel eens Jack the Ripper
zou kunnen zijn. Walter Sickert gaf schilderles aan Prins Albert Victor. Cornwell baseert zich op
onderzoek en DNA-testen die zij uitgevoerd heeft op brieven van zowel Jack the Ripper
als Walter Sickert. Ook heeft zij 211 brieven van the Ripper bestudeerd en is er vrijwel zeker van
dat zij hiermee het mysterie van the Ripper heeft opgelost.

Verdachten in verband met de Ripper Moorden
Montague John Druitt
Montague John Druitt was een Engelse advocaat en assistent schoolhoofd
uit een welgestelde familie, zijn vader was chirurg. Hij leefde van 1857 tot 1888.
Op latere leeftijd wordt zijn moeder opgenomen in een psychiatrische instelling.
Montague John Druitt heeft geneeskunde en rechten gestudeerd, waardoor hij goed
bekend is met de wet en bovendien goed weet hoe hij een scalpel moet hanteren.
Van 1881 tot november 1888 is hij werkzaam als assistent schoolhoofd op een
privéschool in Blackheat (Londen). In 1888 krijgt hij, om onbekende reden,
ineens op staande voet zijn ontslag. Gespeculeerd wordt dat de reden voor zijn ontslag
was dat hij homoseksueel was en mannelijke studenten had lastig gevallen.

Op 31 december 1888 wordt zijn levenloze lichaam aangetroffen in de Thames.
In zijn zakken worden meerdere grote stenen aangetroffen, die ervoor hebben gezorgd
dat zijn lichaam meerdere weken op de bodem van de rivier heeft gelegen. Het is onbekend of hij zelfmoord heeft
gepleegd of dat hij om het leven is gebracht. Een jury die zich over de zaak heeft gebogen acht het waarschijnlijk
dat hij zelfmoord heeft gepleegd en dat hij ten tijde van die daad niet toerekeningsvatbaar was. Druitt was 31 jaar
toen hij stierf. Op zijn lichaam werd een briefje aangetroffen met de tekst; "Since Friday I felt I was going to be
like Mother and the best thing for me was to die.
" Er zijn echter twijfels over de authenticiteit van de vermeende
afscheidsbrief gerezen.

Hij werd als een mogelijke verdachte gezien, omdat hij kort na de vijfde en laatste moord om het leven kwam.
Hij wordt echter pas sinds de vorige eeuw, in 1959, aan het lijstje van de verdachten toegevoegd door de notities
van sir Melville Macnaghten. Sir Melville Macnaghten was de plaatsvervanger van dr. Robert Anderson gedurende
de periode dat Jack the Ripper actief was, als hoofd van de CID (Criminal Investigation Division)
op Scotland Yard. Hoewel hij niet direct betrokken is geweest bij het moordonderzoek, is Macnaghten
gedurende zijn carriére steeds geïnteresseerd gebleven in de moordzaak en schreef een uitgebreid
rapport naar aanleiding van een serie krantenartikelen die op 13 februari 1894 en de dagen die daarop
volgden in The Sun verscheen. Macnaghten zag Druitt als de hoofdverdachte in zijn onderzoek naar
Jack the Ripper. In de notities van Macnaghten beschreef hij Druitt als seksueel geperverteerd
en als iemand die bang was om, net als zijn moeder, uiteindelijk waanzinnig te worden.

Robert Donston Stephenson
De in Yorkshire geboren journalist Robert Donston Stephenson werd geboren
op 20 april 1841. Hij studeerde medicijnen in Parijs en scheikunde in München.
Hij was zeer geïnteresseerd in zwarte magie en hij reisde gedurende zijn leven
meerdere keren naar Afrika om daar zware magie te bestuderen. In 1863 keerde hij,
onder druk van zijn familie, terug naar Engeland om daar een baan als douanebeambte
te accepteren, waarvan hij in 1868 werd ontslagen vanwege zijn omgang met prostituees.
In 1869 verhuisde hij naar Londen waar hij ging werken als freelance journalist voor Pall Mall Gazette.
Op 14 februari 1876, gebruikmakende van de naam Roslyn D'Onston Stephenson, trouwde hij
met Ann Deary. Wat er na 1886 gebeurd is met Ann Deary is onbekend, er zijn geen gegevens
over haar overlijden, echter vanaf deze periode ging Stephenson als ongetrouwd door het leven.
Op 11 mei 1887 werd er een ontleed vrouwelijke lichaam gevonden in de Thames, volgens sommige
experts zou het hierbij gaan om Ann Deary, daar is echter geen bewijs voor. Op 26 juli 1888 schreef
Stephenson zichzelf in in het London Hospital, omdat hij zou lijden aan spanning en slapeloosheid, hij verbleef daar 134 dagen,
tot 7 december 1888. Gedurende de Ripper-moorden was hij dus in de buurt, enkele minuten te voet, van waar de moorden
werden gepleegd. Stephenson hield zich bezig met de Ripper-moorden en schreef de politie en de kranten brieven
waarin hij zijn theorieën over de Ripper-moorden beschreef. Na de dubbele moord op Stride en Eddowes schreef hij
de politie met de suggestie dat het woord Juwes zoals dat was geschreven in de graffiti in Goulston Street,
gelezen moest worden als Juives, wat Frans is Jews, wat volgens hem een aanwijzing zou zijn dat de Ripper
de franse nationaliteit had. In 1890 leefde Stephenson in Southsea met zijn geliefde, de schrijfster Mabel Collins.
Later zou Mabel Collins tegenover de politie verklaren dat Stephenson haar iets had laten zien dat haar ervan had
overtuigd dat hij Jack the Ripper was. Ze weigerde echter te vertellen wat ze had gezien en waarom dat haar
ervan had overtuigd dat hij Jack the Ripper was. Na 1904 is er niets meer vernomen van Robert Donston Stephenson.
Waar en wanneer hij is gestorven is onbekend.

David Cohen
David Cohen was een joodse Pool en stierf in 1889 in een inrichting.
Hij werd in verband gebracht met de moorden door schrijver en Ripperologist
Martin Fido in het boek The Crimes, Detection and Death of Jack the Ripper.
Volgens Fido was David Cohen een schoenenmaker in Whitechapel.
Cohen was niet  zijn echte naam, dat zou Nathan Kaminsky zijn.
Fido denkt dat de politie de naam Kaminsky met Kosminski heeft verward,
waardoor de verkeerde man is aangehouden.

William Henry Bury
William Henry Bury leefde van 1859 tot 1889.
Hij was getrouwd met Ellen Elliot, die haar geld verdiende als prostituee.
In februari 1889 wurgde William Bury zijn vrouw, verminkte haar na haar dood
en verstopte haar in zijn koffer. In 1889 werd William Bury in de New York Times
als eerste genoemde als mogelijke Jack the Ripper. De New York Times basseerden
hun verdenking op de verminkingen die William Bury had toegebracht aan zijn vrouw
en die gelijkenissen vertoonden met de verminkingen die waren toegebracht aan Polly Nichols.
De politie heeft destijds onderzoek gedaan naar William Bury maar zag hem niet als verdachte.

William Withey Gull
William Withey Gull werd geboren op 31 december 1816,
hij was de jongste van acht kinderen. Hij begon zijn loopbaan als schoolmeester
en ging later werken in Guy's Hospital in Londen. Hij werkte zich in de medische
wereld snel op en in 1869 maakte hij deel uit van de Academische staff en was hij
de lijfarts van koningin Victoria. William Gull trouwde in 1848 met Susan Anne Dacre Lacy
ze kregen drie kinderen samen. Door de zogenoemde Royal Conspiracy Theory
wordt hij gelinkt aan de Ripper-moorden. Deze Royal Conspiracy Theory wordt,
hoewel het veel heeft losgemaakt en er in veel boeken en films van deze theorie
word uitgegaan, door de Ripper experts niet erg serieus genomen.
Gull was ten tijde van de Ripper-moorden 71 jaar oud en had hij reeds een eerste
hersenbloeding gehad. William Withey Gull stierf op 29 januari 1890 na een serie van
hersenbloedingen. Zijn overlijdensakte werd ondertekend door zijn eigen schoonzoon,
Dr Theodore Dyke Ackland, wat erg ongebruikelijk was in die tijd.
William Withey Gull liet na zijn dood een enorm fortuin na.

George Hutchinson
Over George Hutchinson is weinig bekend, wel staat vast dat hij 3 dagen na de moord
op Mary Jane Kelly een getuigenis heeft afgelegd tegenover de politie. George Hutchinson
verklaarde op 12 november tegenover de politie dat hij op de dag van de moord op Mary
Jane Kelly haar in haar huiskamer heeft gezien in het gezelschap van een man. Hoewel het
donker was in de huiskamer kon hij wel een zeer gedetailleerde beschrijving geven van de man.
Nu wordt algemeen aangenomen dat maar één persoon Jack the Ripper duidelijk heeft kunnen zien,
hierbij zou het gaan om Israel Schwartz, een Hongaarse immigrant. Er wordt rekening mee
gehouden door experts dat Hutchinson met zijn verklaring en de beschrijving van de man
die hij het in het gezelschap van Mary Jane Kelly beweerd te hebben gezien, de aandacht
van zichzelf willen hebben afleiden en dat zijn verklaringen vals zijn geweest.
De politie heeft hem nooit officieel als verdachte gezien.

Walter Sickert
Walter Richard Sickert werd geboren op 31 mei 1860 in Munchen.
Zijn vader, Oswald Sickert, was een Deens-Duitse schilder en zijn moeder, Eleanor,
was het buitenechtelijke kind van de astronoom Richard Sheepshanks. In 1868 verhuisde
de familie Sickert naar Engeland waar Sickert zich ontwikkelde als acteur en optrad
in enkele toneelstukken. Vanaf 1881 heeft hij 2 jaar toneellessen gevolgd aan de Slade
Academie. Later richtte hij zich, net als zijn vader, op de schilderkunst en vond hij werk als
assistent van de Amerikaanse kunstenaar James Whistler. Ook reisde hij af naar Parijs waar
hij Edgar Degas ontmoette die een enorme invloed op zijn latere werk had. Hij schilderde
vooral liefdesscénes uit het muziektheater. Sickert had een grote interesse voor de Ripper-
moorden en geloofde dat hij in een kamer had verbleven welke ook zou zijn gebruikt door
Jack the Ripper. Hij schilderde de kamer en noemde het; 'Jack the Ripper's bedroom'.
In het boek; 'Jack the Ripper: The Final Solution', beschuldigd de schrijver, Stephen Knight,
Sickert ervan dat hij betrokken was bij de Ripper-moorden. Hij zou die informatie hebben gekregen van Joseph Sickert,
die beweerde dat hij buitenechtelijke kind was van Walter Sickert. Schrijfster Jean Overton Fuller claimde in haar boek;
'Sickert and the Ripper Crimes', dat Walter Sickert de daadwerkelijke moordenaar was geweest. Deze theorie werd
verder uitgewerkt door de Amerikaanse schrijfster Patricia Cornwell in het boek; 'Portret van een moordenaar'.
Volgens Cornwell was een motief voor de moorden een afwijking die Sickert aan zijn geslachtsdeel had. Patricia Cornwell
baseerde haar beschuldigingen op jaren van onderzoek. En na onder meer de brieven van
Jack the Ripper te hebben vergeleken met brieven van Walter Sickert. Ook heeft Patricia
de DNA die op brieven van Jack the Ripper en van Walter Sickert was achtergelaten
met elkaar vergeleken. Walter Richard Sickert overleed op 22 januari 1942 in Bath, Engeland.


Walter Sickert, The Camden Town Murder, 1908
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan

Aaron Kosminski
In 1910 verscheen er van de hand van sir Robert Anderson, hoofd van het CID Londen,
een artikel in het Blackwood's Magazine, waarin hij beweerde dat de identiteit van
Jack the Ripper al sinds 1888 bekend was bij de politie van Londen. Anderson beweerde
dat de politie destijds de zaak had opgelost maar weigerde verdere details vrij te geven,
omdat die niets zouden bijdragen voor de burgers en enkel schadelijk zouden zijn voor
de politie van Londen. Anderson weigerde om een naam te noemen, maar hij gaf wel
een beschrijving van de man die Jack the Ripper zou zijn. Het zou gaan om een man van
lage joodse afkomst die, nadat hij was gepakt, zou zijn opgesloten in een psychiatrische
inrichting. Bovendien zou de dader meteen positief geïdentificeerd zijn door de enige persoon
die de dader ooit goed had gezien. De dader zou een gewelddadige seksmaniak zijn die in
de buurt woonde waarin de moorden waren gepleegd. In 1959 werd eindelijk de naam ontdekt
van de man die door Anderson als dader was aangeduid. Het zou gaan om ene Kosminski.
Die naam werd ontdekt, handgeschreven, in de kantlijn van de door Anderson geschreven memoires. Volgens Anderson
koesterde deze Kosminski een grote haat jegens vrouwen en had hij zware moordneigingen. Na zijn arrestatie zou
Kosminski naar een psychiatrische inrichting zijn gestuurd waar hij niet lang daarna was overleden. Wie deze Kosminski
was en hoe zijn volledige naam luidde bleef lange tijd een raadsel. Totdat recentelijk Martin Fido na een speurtocht door
de dossiers van psychiatrische inrichtingen de naam Aaron Kosminksi tegenkwam. Aaron Kosminski was een in Klodawa (Polen)
geboren joodse kapper die woonachtig was in Whitechapel. Aaron Kosminski werd in februari 1891 opgenomen in het
Colney Hatch gesticht. De reden van zijn waanzin zou het resultaat zijn van "self-abuse". (dwangmatige masturbatie)
Hoewel er geen twijfel bestaat dat Aaron Kosminski de man is die Anderson als dader aanwees zijn er een paar dingen
die aantoonbaar niet kloppen met de verklaring van Anderson. Zo had Anderson gezegd dat de dader kort na zijn opname
in het psychiatrische ziekenhuis zou zijn overleden. Kosminski is echter pas in 1919 overleden (28 jaar later).
Ook op andere vlakken lijkt Kosminski niet direct te passen in het daderprofiel van Jack the Ripper, hij kon niet lezen
of schrijven en werd in een ander rapport beschreven als een smerige stinkende imbeciel die altijd liep te kwijlen,
over de straten zwierf en uit vuilnisbakken at. Tegenwoordig gaan veel 'kenners' er vanuit dat het grootspraak
van Anderson was dat de dader was gepakt, dat Kosminski de dader niet kan zijn geweest.

John Pizer
John Pizer werd in geboren in 1850 en stond bekend als Leather Apron (lederen schort).
Hij was een Pools-Joodse schoenmaker die woonde op Mulberry Street nummer 22.
Hij werd in verband gebracht met de moorden nadat er na de moord op Mary Ann Nichols
bekend werd gemaakt dat de politie opzoek was naar een man die Leather Apron zou
worden genoemd, deze Leather Apron zou prostituees mishandelen. Nadat dit bekend
werd gemaakt meldden minstens 50 prostituees zich met het verhaal dat ze waren
mishandeld door een man in de afgelopen periode. Hij werd beschreven als een man
van 1,70 meter met kort donker haar, hij zou ongeveer tussen de 38 en 40 jaar zijn
en zou een zwarte snor hebben. Hij zou een sinistere uitstraling hebben, zou altijd
een mes bij zich dragen en een lederen schort dragen. Pizer werd voor het eerst door
de politieman William Thick in verband gebracht met de Ripper-moorden.
William Thick kende Pizer al 18 jaar en wist dat als men in de buurt over Leather Apron sprak dat men dan
Pizer bedoelde. Op 10 september 1888 ging Thick naar het huis van Pizer om hem voor verhoor naar het bureau
te brengen, hij trof Pizer thuis aan. Pizer verschool zich in zijn huis en durfde de deur niet uit omdat hij bang was
dat hij zou worden verscheurd door de woedende menigte die hem als dader zag van de recente moorden.
Op het bureau verklaarde Pizer dat hij niet bekend was met de bijnaam Leather Apron. Zijn buren, vrienden
en familie ontkenden eveneens dat Pizer als bijnaam Leather Apron had en zijn broer en andere familieleden
verklaarden dat Pizer bij hen was geweest ten tijde van de moord op Annie Chapman. Ook voor het tijdstip
waarop Mary Ann Nichols was vermoord had Pizer een waterdicht alibi. Hij had notabene op het tijdstip van
de moord op straat gesproken met een politieagent, wat door de politieagent werd bevestigd. Pitzer kreeg
naderhand een schadevergoeding van de kranten die het bericht over Leather Apron hadden afgedrukt
en de verdenking op Pizer hadden geschoven. Pitzer overleed in juli 1897 in een Londens ziekenhuis
aan de gevolgen van maagproblemen.

Joseph Barnet
Joseph Barnett werd in 1858 geboren en groeide op in Hairbrain Court,
wat op ongeveer één kilometer buiten het hart van Whitechapel ligt.
In 1864 stierf zijn vader, een viskruier, en niet lang daarna verliet zijn
moeder het gezin. Joseph Barnett leerde Mary Kelly kennen op 8 april 1887,
zij worden minnaars en niet lang daarna besluiten ze om te gaan samenwonen.
In juli 1888 verliest Joseph Barnett zijn baan als viskruier nadat hij wordt
beticht van diefstal. Viskruiers (of karretrekkers) werden ook wel "rippers"
of "rippiers" genoemd. Dit is een verbastering van het woord "reaper".
Op 30 oktober 1888 krijgen Barnett en Kelly fikse ruzie, waarschijnlijk omdat
Barnett geen inkomen heeft en Kelly in hun kamer onderdak bood aan een
andere prostituee. Joseph Barnett blijft, ondanks hun ruzie, Mary Kelly met
regelmaat bezoeken en geeft haar regelmatig wat geld, waarschijnlijk wil hij op die manier haar ervan
weerhouden om de straat op te gaan om geld te verdienen. Joseph Barnett kan het niet verkroppen dat
Mary Kelly werkt als prostituee, hij kan haar niet loslaten en wil haar graag terug, ze wijst hem meerdere keren af.

Ten tijde van de eerste Ripper-moorder woonden Barnett en Kelly samen op 13 Miller's Court, Dorset Street.
Er zijn theorie die ervan uitgaat dat Barnett Kelly ervan wilde weerhouden om als prostituee te werken door
een aantal prostituees op beestachtige wijze te vermoorden en haar op die manier angst in te jagen om nog
de straat op te gaan. Toen dit niet werkte zou hij zijn zelfbeheersing zijn verloren wat resulteerde in de ruzie
tussen Barnett en Kelly. Krankzinnig geworden door haar afwijzing slachtte hij haar op 9 november af zoals alleen
een afgewezen man zou kunnen doen. Daarbij richtte hij zich voornamelijk op die delen van haar waarmee zij haar
geld verdiende en waardoor hij haar niet kon behouden in zijn eigen ziekte geest. Veel experts verdenken
Barnett van de moord op Mary Kelly en zien hem ook als waarschijnlijke dader van de andere Ripper-moorden.

Joseph Barnett's beschrijving komt ook goed overeen met de beschrijvingen die getuigen gaven van Jack the Ripper.
Hij was ongeveer 1.70m lang, was rond de 30 jaar, had een gemiddelde lichaamsbouw en droeg een snor. Ook past
Barnett goed in de psychologische profielschets die de FBI van Jack the Ripper opmaakte. Op 13 Miller's Court werden
op 9 november door de politie een aantal bierflessen gevonden met daarin een rood/bruine substantie.
In de Dear Boss-brief verklaard de schrijver "I saved some of the proper red stuff in a ginger beer bottle
over the last job to write with but it went thick like glue and I cant use it. Red ink is fit enough I hope ha. ha.
"
Toen de politie aankwam bij het huis op 13 Miller's Court waar Mary Kelly beestachtig was afgeslacht zat de deur op slot.
Dat zou erop kunnen wijzen dat de moordenaar een sleutel had of dat hij met zijn arm door het gebroken raam
van buitenaf de deur op slot had gedraaid. Barnett had waarschijnlijk een sleutel van de kamer.
In de kamer op 13 Miller's Court werd na de moord op Mary Kelly de pijp van Bartnett aangetroffen.

Volgens een krantenbericht uit 1888 herhaalde Barnett tijdens zijn verhoor regelmatig de woorden
die aan hem waren gericht. Dit kan een indicatie zijn van echolalie, een spraakgebrek.
Zijn link met Mary Kelly zou kunnen verklaren waarom de moorden ophielden na haar dood.
Joseph Barnett overlijdt in 1926 op 68-jarige leeftijd aan een longontsteking en vochtophopingen in zijn longen.

George Chapman
George Chapman wordt op 14 december 1865 geboren als Seweryn Antonowicz Klosowski
in het Poolse stadje Nargornak. Als hij 15 jaar oud is gaat hij in de leer bij een chirurg
die hij assisteert. Hij schrijft zich later in op een cursus chirurgie aan het Warsaw Prage
Hospital. Deze cursus volgt hij slechts een jaar, maar hij blijft chirurgen assisteren tot
december 1886. In juni 1887 vertrekt hij naar Engeland en neemt hij de naam
George Chapman aan. Hij gaat werken als kapper in Whitechapel. In 1891 vertrekt hij
samen met zijn vrouw, Lucy Baderski, die hij in Londen heeft leren kennen, naar Amerika,
waar George Chapman werk vindt als kapper in New-Jersey. Het stel heeft vaak ruzie
over het vele vreemdgaan van George wat datzelfde jaar tot een escalatie leid
en George Chapman zijn vrouw aanvalt. Hij smijt haar tijdens een ruzie op het bed
en houd haar mond dicht zodat ze niet kan schreeuwen, als er een klant binnenkomt
gaat George Chapman er vandoor. Later vind zijn vrouw onder een kussen op het bed
een lang en scherp mes. Als zij hem ernaar vraagt zegt Chapman dat, als hij de kans had
gehad, haar hoofd er zou hebben afgesneden en haar in de tuin zou hebben begraven.
In 1892 keert Lucy Baderski zonder haar man terug naar Engeland. George Chapman volgt enkele maanden later.
Een korte periode proberen ze het weer met elkaar tot ze uiteindelijk in eind 1892 definitief uit elkaar gaan.

Terug in Londen heeft hij meerdere maîtresses waarvan hij er drie uiteindelijk vergiftigde.
Mary Spink word vergiftigd door hem en sterft op 25 december 1897, Elizabeth Taylor sterft op 14 februari 1901
en Maud Marsh sterft in oktober 1902. Zijn motieven voor het vermoorden van de drie vrouwen zijn onbekend.
Na de dood van Marsh krijgt de politie argwaan over de doodsoorzaak en ontdekt men dat ze is vergiftigd.
Chapman wordt er al snel van verdacht haar te hebben vermoord, waarna ook de lichamen van Spink en Taylor
worden opgegraven. Chapman wordt op 20 maart 1903 veroordeeld voor de moord op Marsh en op 7 april 1903
wordt hij opgehangen. Ten tijde van de Whitechapel-moorden is George Chapman niet als verdachte aangemerkt.
Hij verschijnt pas als verdachte als Frederick Abberline hem in een interview in 1903 aanwijst als de meest
waarschijnlijke dader. George Chapman beschikte over de nodige anatomische kennis om moorden te plegen
en organen van de slachtoffers te verwijderen, zoals Jack the Ripper dat deed. George Chapman vergiftigde
echter zijn slachtoffers en een seriemoordenaar veranderd slecht zeer zelden van Modus Operandi.

James Kelly
James Kelly wordt op 20 april 1860 geboren in Preston.
Zijn moeder, Sarah, is dan pas vijftien jaar oud. Na de geboorte van James
gaat Sarah naar Liverpool en laat James achter bij haar moeder.
In December 1881, een paar weken voor kerstmis, ontmoet James Kelly Sarah Brider.
James en Sarah vormen al snel en stelletje en de ouder van Sarah zijn erg gecharmeerd
van James. In maart 1882 trekt James Kelly in bij de familie Brider op 21 Cottage Lane.
Tijdens de de kerst van 1882, geeft Sarah uiteindelijk toe aan de druk van James om
gemeenschap te hebben. Beiden zijn ze erg onervaren, Sarah is nog maagd en James
heeft voorheen voornamelijk seks gehad met prostituees. Het lukt hem niet om Sarah
te penetreren waardoor hij in woede ontsteek en haar verwijd dat ze misvormd moet zijn.
Na dit debacle krijgt James Kelly last van humeurschommelingen en raakt hij depressief.
In februari 1883 vreest hij dat Sarah zal verliezen, ze wordt steeds afstandiger, en vraagt
hij haar ten huwelijk, wat zij accepteert. Rond deze tijd ontdekt Kelly dat hij een geslachtsziekte heeft en omdat hij
bang is voor dokters behandeld hij zichzelf. Op 1 april 1883 krijgt hij een baan bij het stofferingsbedrijf van John Hiron.
De familie van Sarah zet hem onderdruk om een datum te kiezen voor het huwelijk, uiteindelijk word voor 4 juni
van dat jaar gekozen. Rond deze periode krijgt last van hevige hoofdpijnen. Op 1 juni 1884 wordt James ontslagen,
John Hiron geeft als reden voor het ontslag aan dat James Kelly volgens hem niet goed bij zijn hoofd is.
Op maandag 4 juni 1883 trouwen James Kelly en Sarah Brider in de St Luke's Parish Church en vindt James een
andere baan. Later die maand, op 9 juni, eist James Kelly dat Sarah zich door een dokter laat behandelen voor
haar misvorming, waarna Sarah vertrekt en weer bij haar ouders gaat wonen.

Als de moeder van Sarah de kamer waar James sliep opruimt, vindt ze een naald en de drugs, waarmee James
zijn geslachtsziekte behandeld. Nadat hij hiermee wordt geconfronteerd door Sarah barst hij uit in woede en
verwijd hij Sarah dat ze een prostituee is en dat zij hem een geslachtsziekte heeft gegeven. Een dag later,
op de verjaardag van Sarah, 18 juni 1883, heeft James alweer spijt van zijn uitbarsting van de avond ervoor
en besluit hij om haar mee uit te nemen als ze terugkomt van haar werk. Die avond komt Sarah een uur later
thuis dan gebruikelijk en bij thuiskomst negeert ze James volkomen, ze zegt tegen haar moeder dat ze zich
niet goed voelt dan dat ze naar bed gaat. James wordt woest en sleept haar naar de keuken waar hij haar
met een mes bedreigd. Hij wil weten waarom Sarah zo laat thuis is gekomen en waar ze geweest ze.
Waarop Sarah hem verteld dat ze naar de dokter is geweest voor raad om hem te helpen met zijn geslachtsziekte.
James bedaard meteen en zakt huilend in elkaar op een stoel.

Op 21 juni 1883 vertrekt Sarah richting het huis van James om met hem te gaan praten, een uur later verschijnt
hij zonder haar bij haar huis. Hij zegt dat hij haar wel is tegengekomen onderweg, maar dat zij aan de andere kant
van de straat liep en dat hij niet voor een vrouw de straat oversteekt. Hij vertrekt weer en keert twintig minuten
later weer terug samen met Sarah. Sarah vlucht naar haar kamer en sluit zich daar op. James Kelly wordt woedend
en trapt haar deur in. Sarah zegt dat ze niet langer bij hem wil zijn en dat ze hem nooit meer wil zien.
Wederom bedaard James meteen en smeekt Sarah om vergiffenis. Als Sarah erbij blijft dat ze hem niet meer wil zien
smijt James haar op de grond en trekt hij een mes uit zijn zak en steekt haar daarmee in haar hals. Hij blijft op haar
insteken terwijl de moeder van Sarah probeert hem aan zijn haren van haar dochter af te trekken, waarop hij
haar optilt en haar door de kamer gooit. James gaat er vandoor en sluit zichzelf op in een kamer in het huis
van de familie Brider. Binnen enkele minuten arriveren de politie en een dokter. Sarah wordt naar het
St Bartholomew's ziekenhuis gebracht en James Kelly word gearresteerd en naar het politiebureau gebracht.
Op vrijdag 22 juni 1883 wordt James Kelly poging tot moord ten last gelegd. Op 23 juni wordt James naar Sarah gebracht,
onder begeleiding van Inspecteur Maynard, waar Sarah's een verklaring aflegt. De volgende dag schrijft James
een brief naar Sarah waarin hij haar om vergeving vraagt, Sarah overlijd die avond. Op maandag 25 juni 1883
word James Kelly aangeklaagd voor moord. De rechtszaak vindt plaats op 1 augustus 1883, James Kelly verklaard
niet schuldig te zijn omdat hij, volgens eigen zeggen, op het moment van de moord krankzinnig was geweest.
Op de rechtszaak verklaard de arts, die James Kelly heeft onderzocht toen die vastzat, dat volgens hem
James Kelly niet krankzinnig is. De jury verklaard James Kelly schuld, hij wordt veroordeeld tot de dood door ophanging.

De volgende dag begint de advocaat van James Kelly een petitie om hem van de galg te redden,
ook de ouders van Sarah ondertekenden de petitie. James Kelly weigert te geloven dat hij zal worden opgehangen
en hij zegt dat God nog een taak voor hem heeft. James Kelly word opnieuw onderzocht door een arts die hem
laag begaafd verklaard. De doodstraf van James Kelly wordt omgezet in levenslange opsluiting in een psychiatrisch
ziekenhuis. Op 23 januari 1888 ontsnapt James Kelly uit het psychiatrische ziekenhuis en keert hij terug naar Londen.
Waar James Kelly de daaropvolgende periode gebleven is onbekend.

In januari 1892 vertrekt hij, via Rotterdam, naar New-York. Op 27 januari 1896 wandelt hij het Britse consulaat
in New Orleans in en geeft zichzelf over. Hij wordt op 18 maart 1896 op de boot gezet naar Engeland. Het schip,
waarmee hij naar Engeland reist, komt een dag te vroeg aan waardoor hij bij aankomst niet word opgewacht
en gearresteerd. James Kelly wacht enkele uren op de politie, als niemand hem komt arresteren vertrekt hij
naar Liverpool. Als de dag erop de politie naar de haven komt is er geen spoor meer te bekennen van James Kelly.

Op 26 maart 1899 neemt James Kelly de boot naar Vancouver, waar hij zich in 1901 meld bij de Britse Ambassade.
In Engeland is echter niemand meer geïnteresseerd in zijn uitlevering en drie maanden later vertrekt James Kelly
op eigen gelegenheid terug naar Engeland. De komende jaren reist hij veelvoudig tussen Amerika en Engeland
om zich op 11 februari 1927 te melden bij het psychiatrische ziekenhuis waaruit hij jaren daarvoor was ontsnapt.
Hij wil weer opgenomen worden en verblijft de rest van zijn leven in het psychiatrische ziekenhuis waar hij
op 17 september 1929 overlijd.

De redenen waarom James Kelly tot de mogelijk verdachten van de Whitechapel-moorden moet worden gerekend
is omdat hij als paranoïde schizofreen werd gediagnostiseerd. Bovendien was hij in staat tot het vermoorden
van iemand met een mes, zoals hij ook zijn eigen vrouw heeft vermoord. Hij vertoonde een haat jegens prostituees,
hij verweet zijn vrouw prostituee te zijn en hem een geslachtsziekte te hebben gegeven. Waarschijnlijk heeft hij
zijn geslachtsziekte opgelopen tijdens een bezoek aan een prostituee in Whitechapel. Wellicht dat hij zijn geslachtsziekte
zag als datgene wat zijn leven heeft verwoest. Op het moment van de Whitechapel-moorden was hij op vrije voeten.
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan

Thomas Haynes Cutbush
Thomas Cutbush wordt in 1866 in Kennington geboren, zijn vader overlijd als hij
nog erg jong is. Hij groeit op bij zijn moeder en zijn tante, die hem erg verwennen,
en gaat als hij wat ouder is kortstondig werken als klerk. Al snel geeft hij zijn baan op
en besteed hij zijn dagen met het bestuderen van medische boeken en zwerft hij
's nachts over straat. Hij zou pas vroeg in de ochtend terugkeren van zijn nachtelijke
omzwervingen, vaak zat hij bij terugkeer onder de modder, ook zou hij vaak onder
het bloed hebben gezeten. Cutbush leed onder andere aan syfilis en paranoïde
waandenkbeelden waarop hij op 5 maart 1891 werd opgenomen in het Lambeth ziekenhuis.
Al snel na zijn, gedwongen, opname ontvlucht Cutbush het ziekenhuis, hij neem
daarbij een mes mee, en blijft 4 dagen op vrije voeten. Terwijl hij op vrije voeten is
steek hij met eens mes meerdere vrouwen in hun achterste. Enkele maanden daarvoor
was er in Londen een crimineel actief genaamd Colicott, die enkele vrouwen in hun
achterste had gestoken. Waarschijnlijk nam Cutbush dat idee van hem over en was hij een copy-cat.
Op 9 maart 1891 wordt Cutbush opnieuw opgepakt en aangeklaagd voor het toebrengen van verwondingen aan
twee vrouwen. Hij wordt opgesloten in het Broadmoor gesticht, waar hij in 1903 sterft. Tentijde van de Ripper-moorden
was Cutbush 23 jaar, te jong volgens ooggetuigen, en woonde hij, op geruime afstand van Whitechapel, in Kennington.
Thomas Cutbush wordt voor het eerst als mogelijke dader van de Ripper-moorden genoemd in de Sun van 13 februari 1894.
Door de politie werd er grondig onderzoek gedaan naar Cutbush en of hij Jack de Ripper zou kunnen zijn, er werd geen
gegronde aanleiding gevonden om hem verder te verdenken.

Francis Tumblety
Over de jeugd van Francis Tumblety is weinig bekend, waarschijnlijk werd hij
rond 1833 geboren in Canada of in Ierland. Rond 1850 vertrok Francis naar
Detroit waar hij als kruidendokter ging werken. Op 7 mei 1851 stierf de vader
van Tumblety, James Tumblety. Op 23 september 1857 werd Tumblety gearresteerd,
omdat hij een zwangere prostituee had geholpen met het van het plegen van abortus.
In september 1860 kwam Tumblety wederom in de problemen, als een van zijn
patiënten, genaamd James Portmore, overlijd aan medicijnen die aan hem zijn
voorgeschreven door Tumblety. Francis Tumblety sloeg op de vlucht en belandde
weer terug in Boston. Hij bleef niet lang in Boston en reisde af naar o.a. New-York,
Jersey City, Pittsburgh en San Francisco. Toen de Amerikaanse burgeroorlog uitbrak,
verhuisde Tumblety naar de hoofdstad waar hij beweerde dat hij goed bevriend is
met President Lincoln en generaal Grant. Ook liep hij vaak rond in uniform en met
meerdere medailles, hoewel hij nooit in dienst is geweest en hij nooit ergens een medaille voor heeft gekregen.

Rond deze tijd kwam de haat die Tumblety koesterde jegens vrouwen naar boven. Zo zou hij tijdens een diner,
toen hem werd gevraagd waarom hij geen vrouwen had uitgenodigd voor het diner, hebben gezegd dat hij
liever vergif zou nemen dan dat hij met vrouwen zou omgaan en laat hij een extreme afkeer blijken
jegens vrouwen en dan met name prostituees. Ook nam hij zich gasten mee naar zijn kantoor,
waar hij kasten had staan, waarin potten stonden met daarin onder andere meerdere baarmoeders.
Hij beweerde dat hij baarmoeders had van elk soort vrouw. Toen hem gevraagd werd waar zijn
haat voor vrouwen vandaan kwam, vertelde Tumblety dat hij, toen hij jong was, verliefd was
geweest op een mooie jonge vrouw. Hij trouwde met haar, maar na het huwelijk viel het
hem op dat zijn vrouw flirtte met andere mannen. Toen hij haar erop aansprak, stelde zijn vrouw
hem gerust en zei dat het nergens voor nodig was om jaloers te zijn en hij geloofde haar.

Enige tijd daarna reed hij met een koets door de mindere buurt van de stad waar hij zijn vrouw
zag met een andere man. Hij kwam er toen achter dat voor zijn huwelijk zijn vrouw werkzaam
was geweest in de prostitutie, sindsdien wilde hij niets meer te maken hebben met vrouwen
en haatte hij vrouwen intens. Later keerde hij terug naar Saint Louis onder de valse naam;
J.H. Blackburn. Daar werd hij aangezien voor dr. L.P. Blackburn, die gezocht werd,
omdat die betrokken zou zijn geweest bij de aanslag op Lincoln en het verspreiden van ziektes,
in de noordelijke staten, via besmette dekens. Hij werd, na de verwarring vast was komen te staan,
weer vrijgelaten, maar de roddels bleven hem achtervolgen waardoor hij uitweek naar Londen,
later naar Berlijn en in 1874 naar Liverpool. Gedurende de daaropvolgende jaren reisde Tumblety
heen en weer tussen Europa en Amerika waarbij hij zich vaak omringde met jonge mannen.
Op 7 November 1888 kwam Tumblety wederom in aanraking met de politie, toen hij werd opgepakt
wegens homoseksuele handelingen. Op 12 november werd hij aangeklaagd voor de Whitechapel-moorden.
Tumblety werd op 16 november op borg vrijgelaten en na een verhoor op 20 november
werd de rechtszaak uitgesteld tot 10 december. Tumblety vluchtte op 24 november
onder de naam Frank Townsend naar Frankrijk en nam daar de boot naar New-York.
Een inspecteur van de Londense politie volgde Tumblety naar New-York, en ontdekte zijn verblijfplaats.
Er was echter niet genoeg bewijs om Tumblety te arresteren voor de ripper-moorden en om
uitlevering te vragen. Weer sloeg Tumblety op de vlucht om pas in 1893 weer op te duiken
in Rochester waar hij samen met zijn zus woonde. Tumblety overleed in 1903 in St. Louis.

Mary Pearcey
Mary Eleanor Wheeler werd waarschijnlijk in 1866 geboren.
Haar vader, Thomas Wheeler, werd veroordeeld voor de moord op
Edward Anstee en geëxecuteerd op 29 november 1880.
Mary was tamelijk aantrekkelijk, maar had ook te lijden onder depressies
en zij was een zware drinkster. Ze nam later de achternaam aan
van John Charles Pearcey met wie ze een tijd lang een verhouding had
tot hij haar verliet omdat zij ontrouw zou zijn geweest. Na de breuk in
haar relatie ging ze samenwonen met Frank Hogg die tevens een verhouding
had met Phoebe Styles. Styles bleek zwanger van hem en kreeg zijn kind,
waarna Hogg en Styles trouwden. Op 24 oktober 1890 was Mary Pearcey
op bezoek bij Phoebe Styles en haar dochtertje. Tegen de avond hoorden
de buren geschreeuw en tumult dat leek te komen uit het huis van Styles.
Die avond werd er een vrouwelijk lichaam gevonden op een vuilnishoop in Hampstead.
De schedel was ingeslagen en het hoofd was bijna gescheiden van het lichaam.
Een kilometer verderop werd een kinderwagen gevonden die doordrenkt was met bloed.
Een 18 maanden oude baby werd aangetroffen in Finchley. De lichamen werden geïdentificeerd als Phoebe Styles
en haar baby. Mary Pearcey was gezien terwijl ze in het donker had rondgelopen met de kinderwagen.
Toen de politie haar huis doorzocht vonden ze bloedspetters aan de muren, tegen het plafond,
op een jurk en op een schort. Tegen de politie verklaarde Mary dat ze muizen had en dat ze had gepoogd
die te doden. Mary Pearcy werd berecht en veroordeeld voor moord. Hoewel ze bleef volhouden
dat ze onschuldig was werd ze op 23 december 1890 opgehangen.
Ten tijden van de Ripper-moorden was zij de enige vrouwelijke verdachte.

De aanleiding die ten grondslag lag aan de gedachte dat Jack the Ripper een vrouw zou kunnen zijn
was dat meerdere getuigen hadden beweerd dat ze Mary Kelly hadden gezien op een tijdstip waarop ze
volgens het politieonderzoek al dood zou zijn geweest. De politie hield er rekening mee dat de moordenaar
misschien na de moord op Mary Kelly de kleren van Mary Kelly gedragen, wellicht had ze haar eigen
kleding verbrand, en dat de getuigen die Mary Kelly na haar dood beweerden te hebben gezien wellicht
iemand anders hadden gezien die de kleding van Mary Kelly droeg. Een vrouwelijke moordenaar, Jill the Ripper,
zou ook geen argwaan wekken omdat iedereen er vanuit ging dat de Ripper een man zou zijn,
waardoor ze moeiteloos vrouwen kon benaderen op straat. Bovendien zou een vrouw niet opvallen wanneer
die met bebloede kleding over straat zou lopen, men zou aannemen dat het een vroedvrouw betrof.
De schrijver van Sherlock Holmes, Arthur Canon Doyle, geloofde dat de moordenaar zich verkleedde als vrouw
om zodoende minder op te vallen en minder argwaan te wekken bij zijn slachtoffers en eventuele
getuigen die hem met bebloede kleding zagen. In 2006 wees DNA onderzoek, op speeksel van de postzegels
op brieven die door Jack the Ripper zouden zijn geschreven, uit dat het aangetroffen DNA-materiaal
hoogstwaarschijnlijk van een vrouw afkomstig was.

James Maybrick
James Maybrick werd in Liverpool geboren op 24 oktober 1838 als zoon
van William en Susanna Maybrick. Hij had vijf broers: William (1835), Michael (1841),
Alfred (1844), Thomas (1846) en Edwin (1851). Van beroep was hij katoenhandelaar
en zijn bedrijf had kantoren in Engeland en in Amerika. In 1874 liep hij in Nordfolk
(Virginia), waar hij voor zijn werk was, malaria op. De medicijnen die hij daarvoor
kreeg bevatte arsenicum waar hij de rest van zijn leven aan verslaafd zou blijven.
In 1880 keerde hij terug naar Engeland en arriveerde zes dagen later in Liverpool.
Gedurende de reis werd hij voorgesteld aan Florence (Florie) Elizabeth Chandler.
Maybrick was 42 jaar en Florence was op dat moment 18 jaar. Op 27 juli 1881
trouwden ze in de St James Church in Londen en gingen wonen in het familiehuis van
Maybrick; Battlecrease. Ze kregen samen twee kinderen; James Chandler Maybrick (1882)
en Gladys Evelyn Maybrick (1886). Tijdens het huwelijk bleef Maybrick veelvuldig reizen
tussen Amerika en Engeland. Het vele reizen van Maybrick zette een enorme druk op het
huwelijk en beiden hadden ze in die periode buitenechtelijke affaires. Vanaf 27 april 1889
ging zijn gezondheid plotseling in snel tempo achteruit wat resulteerde in zijn dood op
11 mei 1889. Vanwege de verdachte omstandigheden waarin Maybrick overleed werd er
sectie op zijn lichaam uitgevoerd. Er werden grote hoeveelheden arsenicum in zijn lichaam gevonden,
waarschijnlijk was hij overleden aan een overdosis. Het blijf onduidelijk of de overdosis perongeluk of express
was toegediend door Maybrick of dat zijn vrouw, Florence, haar man had vergiftigd. Later kwam aan het licht
dat Florence in april vliegenpapier had gekocht welk een hoge concentratie arsenicum bevatte.
Het vliegenpapier had ze in water gelegd om zo het arsenicum van het vliegenpapier los te krijgen,
volgens haarzelf had ze het arsenicum willen gebruiken voor cosmetische doeleinden.

Florence werd aangehouden voor de moord op haar man en uiteindelijk ter dood veroordeeld. Omdat er twijfels
bestonden over de eerlijkheid van de rechtszaak werd haar straf omgezet tot levenslange gevangenisstraf.
Na een heronderzoek van de zaak werd Florence Maybrick uiteindelijk vrijgelaten in 1904.
Na haar vrijlating heeft ze haar kinderen nooit meer gezien en ging ze terug naar Amerika,
hoewel ze haar Amerikaanse nationaliteit was verloren toen ze met een engelsman trouwde.
Florence stierf alleen en berooid op 23 oktober 1941 in Connecticut.

In 1993 dook er een dagboek op, welke van de hand van James Maybrick zou zijn, waarin hij uitgebreid
bekende Jack the Ripper te zijn en verslag deed van zijn leven als Jack the Ripper. Experts zien het document
als een vervalsing, die zou zijn gefabriceerd door Michael Barrett, die het document in de openbaarheid bracht.

Lewis Carrol
Lewis Carroll, pseudoniem van Charles Lutwidge Dodgson, werd op 27 januari 1832
geboren in Daresburry. Hij was een wiskundige en logicus, maar hij is vooral bekend
geworden door zijn kinderboeken. Zijn meest bekende werken zijn; Alice's Adventures
in Wonderland
(Alice in Wonderland) en Through the Looking Glass (Door de spiegel).
Toen hij 14 jaar was werd hij naar Rugby School gestuurd, waar hij erg ongelukkig was.
Jaren later merkte hij op dat hij met name de nachten daar erg leed.
Er wordt gespeculeerd dat hij erop doelde dat hij daar 's nachts seksueel werd misbruikt.
In 1854 studeerde Lewis Carroll cum laude af in de wiskunde aan het Christ Church College
in Oxford. Later werd hij lector van dezelfde school, dat bleef hij tot 1881.
Het personage Alice, uit zijn boeken, is gebaseerd op Alice Liddell, de dochter van een
collega docent. Lewis Carroll was een neurotische man die niet goed kon omgaan met
volwassenen, met kinderen kon hij beter overweg, hij ging dan ook veel met jonge meisjes om.
Lewis Carroll was ook een amateurfotograaf en maakte voornamelijk foto's van, soms naakte, kinderen.

De enige reden waarom Lewis Carroll in verband met de Ripper-moorden wordt genoemd, is omdat schrijver
Richard Wallace in zijn boek; Jack the Ripper, Light-Hearted Fried, beweerde dat hij anagrammen
heeft ontdekt in de boeken van Lewis Carroll. Lewis Carroll overleed op 14 januari 1898 in Guildford.

Francis Thompson
De Engelse dichter, Francis Thompson, wordt geboren op 18 december 1859.
Hij had de ambitie om priester te worden, maar hij zakte voor zijn studie, waarna hij,
op advies van zijn vader, een studie ging volgen om chirurg te worden. Hij volgt 6 jaar
een studie, maar nadat hij drie maal gezakt is voor zijn examen schrijft hij zich in voor
een studie anatomie en besteed hij meer aandacht aan het schrijven van poëzie,
een gedicht van hem wordt gepubliceerd in Merry England. Rond 1879 raakt hij, nadat hij
medicinale drugs heeft gebruikt, verslaafd aan de opium, hij raakt aan lager wal en leid hij
van 1885 tot rond 1888 een dakloos bestaan in Londen. Francis Thompson stierf in 1907
op de leeftijd van 47 op het hoogtepunt van zijn faam als dichter. Rond de tijd van de
Ripper-moorden was Thomas 29 jaar. Hij had donker bruin haar, had een medische achtergrond,
en had altijd een scalpel bij hem en was in het bezit van een lederen schort.
Francis Thompson werd nooit ondervraagd door de politie in verband met de
Ripper-moorden en hij werd tentijde van de moorden niet als verdachte gezien.
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan

Hyam Hyams
Hyam Hyams werd op 8 februari 1855 geboren als zoon van sigarenmaker Solomon Hyams
en zijn vrouw Fanny. In 1881 woonde Hyam Hyams met zijn moeder en broers en zus
op 29 Mitre Street. Rond 1881 trouwde Hyam Hyams met een vrouw genaamd Rachel
en woonde hij met zijn vrouw op New Street 36, Gravel Lane. Op 29 december 1888,
een maand na de moord op Mary Kelly, werd Hyam Hyams opgepakt door de politie
en in een gesloten werkhuis geplaast. Hij leed aan ontwenningsverschijnselen van
alcoholgebruik en aan de daardoor veroorzaakte hallucinaties. Op 11 januari 1889
werd hij vrijgelaten om vervolgens op 15 april weer te worden opgepakt en opgesloten
te worden in het Colney Hatch gesticht. Op 30 augustus 1889 werd hij genezen verklaard
en wederom vrijgelaten. Op 9 september werd hij opnieuw opgesloten in een gesticht,
hij werd gestoord verklaar en op 4 januari 1890 teruggestuurd naar Colney Hatch waar hij
tot zijn dood, op 22 maart 1913, verblijft. Gedurende zijn behandeling werd hij beschreven
als; gewelddadig, destructief, bedreigend en luidruchtig. Hij bedreigt de overige patiënten en het personeel,
en steekt een arts in de hals met een mes. Hij zou ook zijn vrouw en moeder hebben mishandeld.
Zijn vrouw zou hij met een mes gestoken en zijn moeder zou hij hebben neergeslagen met
een bijl. Zijn vrouw verklaar dat hij, door zijn drankmisbruik, steeds gewelddadiger was geworden.
Hyam Hyams was ongeveer 1meter70, met bruin haar, een grote bruine snor.

Thomas Neill Cream
Dr. Thomas Neill Cream werd op 27 mei 1850 geboren in Glasgow, Schotland.
In 1854 verhuisde hij met zijn familie naar Quebec City in Canada. In 1876 trouwde hij,
onder dwang van de familie van de bruid, nadat hij een vrouw had zwanger gemaakt
en een abortus op haar had uitgevoerd. Aan de huwelijksreis kwam abrupt een einde
toen Cream 's nachts naar Londen vluchtte, hij liet een briefje achter voor zijn vrouw.
In Londen volgde hij een studie medicijnen. Later keerde hij terug naar Canada waar
zijn vrouw korte tijd later ernstig ziek werd en onder verdachte omstandigheden overleed.
Na het overlijden van zijn vrouw ging Cream naar Edinburgh om daar als arts te werken.
Toen daar een zwangere vrouw, waarmee Cream in augustus 1879 een verhouding had,
vergiftigd werd gevonden vluchtte Cream naar de Verenigde Staten. Cream vestigde zich
in Chicago en begon daar een dokterspraktijk in een buurt die er om bekend stond dat
daar veel prostituees hun werkterrein hadden. Hij voerde daar abortussen uit op
zwangere prostituees, waarvan enkelen overleden toen ze onder zijn behandeling waren. Er werd onderzoek gedaan
naar zijn praktijk en de sterfgevallen, maar hij werd niet vervolgd omdat er niet voldoende bewijs tegen hem was.
Op 14 juli 1881 stierf Daniel Stott aan strychnine vergiftiging. Cream en de vrouw van Daniel Stott,
mrs Julia Abbey Stott, werden beiden gearresteerd. Zij zou haar man hebben vergiftigd met vergif dat ze
zou hebben gekregen van Cream. Julia Stott getuigde tegen Cream om aan strafvervolging te ontlopen.
Cream werd veroordeeld wegens moord en kreeg levenslange gevangenisstraf. Na 10 jaar kwam Cream weer vrij,
waarschijnlijk had zijn broer de autoriteiten omgekocht. Op 1 oktober 1891 keerde Cream terug naar Engeland
en vestigde hij zich in Londen. Op 13 oktober 1891 ging een 19-jarige prostituee genaamd Ellen "Nellie" Donworth
wat drinken met Cream, de volgende dag werd ze ziek, ze overleed op 16 oktober aan Strychnine vergiftiging.
Op 20 oktober van datzelfde jaar had Cream een 'date' met de 27 jaar oude prostituee Matilda Clover,
zij overleed de dag erna. Op 2 april 1892 keerde Cream terug naar Londen na een vakantie in Canada.
In Londen gaf hij Lou Harvey pillen, zij vertrouwde het echter niet en wierp de pillen in de Thames.
Op 11 april 1892 ontmoette Cream twee prostituees, Alice Marsh (21) en Emma Shrivell (18).
Zij nodigden hem uit in hun kamer, waar hij hen een fles Guinness (bier) gaf.
Cream verliet de kamer de kamer terwijl de vrouwen een pijnlijke dood stierven aan de gevolgen van
vergiftiging met Strychnine. Waarom Cream de vrouwen heeft vergiftigd is nooit vast komen te staan.
Waarschijnlijk was hij een sadist. Cream heeft meerdere vrouwen vermoord met strychnine en meerdere vrouwen
zijn overleden terwijl hij abortussen op hen uitvoerde. Ook schreef Cream brieven naar prominente mensen om hen
af te persen. Hij schreef een anonieme brief aan de politie waarin hij twee artsen van moord beschuldigde,
waaronder de moord op Matilda Clover. De politie kwam er al snel achter dat de beschuldigde artsen onschuldig
waren en dat de anonieme briefschrijver over daderkennis beschikte. Cream ontmoette een politieagent
uit New-York die Londen bezocht. De agent had interesse in de gepleegde moorden en Cream gaf hem
een rondleiding langs de plekken waar de moorden waren gepleegd. De agent meldde zijn rondleiding door Cream
aan de Londense agenten die het verdacht vonden dat Cream zoveel kennis had over de moordzaken.
De politie begon Cream te volgen en ontdekten al snel zijn frequente bezoek aan prostituees.
Nadat ze contact hadden opgenomen met de verenigde staten waarna ze te horen kregen dat Cream daar
was veroordeeld voor moord door het vergiftiging van zijn slachtoffer met strychnine in 1881.
Op 13 juli werd Cream aangeklaagd voor de moord op meerdere prostituees.
Zijn rechtszaak duurde van 17 tot 21 oktober. Cream werd veroordeeld tot de dood.
Op 15 november werd dr Thomas Neill Cream opgehangen in de Newgate gevangenis.

Na zijn executie staken geruchten de kop dat zijn de laatste woorden van dr Thomas Neill Cream
voor hij werd opgehangen waren geweest "I am Jack ....." Dit werd gezien als bekentenis dat hij
Jack de Ripper was geweest. Hoewel hij op dat moment van de Ripper-moorden nog in de gevangenis zou
hebben gezetten waren er mensen die beweerden dat hij wellicht de autoriteiten had omgekocht en daardoor
eerder vrij was gelaten dan officieel te boek stond. Of dat hij een dubbelganger in zijn plaats zijn straf had laten
uitzitten. Historicus Jonathan Goodman suggereerde in zijn boek; The Black Museum: Scotland Yard's Chamber of Crime,
dat Cream in zijn laatste momenten bang was geworden en zijn lichaamscontrole was kwijt geraakt
en dat hij zou hebben gezegd; "I am ejaculating"

Frederick Bailey Deeming
Frederick Bailey Deeming wordt op 30 juli 1842 geboren in Kent.
Hij zou een onnatuurlijke sterke band gehad hebben met zijn moeder die in 1873 overlijd.
Na het overlijden van zijn moeder en ziek te zijn geweest wordt hij emotioneel instabiel.
Op verschillende gelegenheden vertoond hij vreemd gedrag waarvan hij achteraf beweerd
dat zijn gedrag hem werd ingegeven door zijn overleden moeder.
Dan ontmoet hij een vrouw met wie hij trouwt en samen krijgen ze 4 kinderen.
Deeming woont vervolgens met zijn vrouw en kinderen een tijdje in Australië,
waar hij in 1887 word gearresteerd en moet voorkomen voor fraude.
In 1888 vertrek Deeming met zijn familie naar Zuid-Afrika en woont daar eerst in Kaapstad
en later in Johannesburg. Hij besluit dat het beter is voor zijn gezin om terug te gaan
naar Engeland en stuurt zijn vrouw en kinderen alvast vooruit en hijzelf volgt zijn gezin
enige tijd later. Ze leven in Engeland een relatief normaal en rustig leven totdat
het de buren van Deeming opvalt dat zijn vrouw en kinderen ineens zijn verdwenen. Frederich Deeming verklaard
dat zijn gezin zomaar ineens is verdwenen en dat hij niet weet waar ze zijn gebleven. Hij keert weer terug
naar Australië waar hij opnieuw trouwt en wederom verdwijnt zijn vrouw op mysterieuze wijze.
Deeming verkoopt zijn huis en verdwijnt. De nieuwe eigenaar verhuurt de woning. Als de huurders klagen
over stankoverlast wordt de vloer van de woonkamer opengebroken daar treffen ze het lichaam aan
van de tweede vrouw van Deeming, haar hals is doorgesneden. Als de politie in Engeland hiervan op de hoogte
wordt gesteld breken ze daar ook de vloer open van het vroegere huis van Deeming en onder de vloer
worden de vijf lichamen van zijn vrouw en kinderen gevonden, bij allen is de keel doorgesneden.

In maart 1892 wordt Deeming in Perth gearresteerd. Terwijl Deeming in de gevangenis zit komen kranten
met het bericht dat Deeming zich tijdens de Ripper-moorden in de buurt van Whitechapel ophield.
Tegen andere gevangenen geeft Deeming meermaals toe dat hij inderdaad Jack the Ripper is.
Tegenover de autoriteiten zegt hij echter nooit wat over de Ripper-moorden en dat hij die zou hebben gepleegd.
Frederick Bailey Deeming wordt ter dood veroordeel en op maandag 23 mei 1892 opgehangen.
In Australië was men ervan overtuigd dat Frederick Jack the Ripper was, maar waarschijnlijk zat Deeming
ten tijde van de Ripper-moorden nog in Zuid-afrika en kan hij dus onmogelijk Jack the Ripper zijn geweest.

Prins Albert Victor
Prins Albert Victor Christian Edward wordt geboren op 8 januari 1864.
Hij is de oudste zoon van Eduard VII de zoon van koningin Victoria
en na zijn geboorte is hij de tweede in lijn van troonopvolging van de Engelse kroon.
Prins Albert, die de favoriete kleinzoon was van koningin Victoria
en door het Engelse volk smalend prins Eddy werd genoemd, zou laag begaafd zijn
en bovendien last gehad hebben van oncontroleerbare woede aanvallen waarbij
voornamelijk vrouwen het moesten ontgelden. Gedurende zijn leven wordt prins Eddy
in verband gebracht met een aantal schandalen. Zo claimt ene Margery Haddon dat hij
een zoon bij haar heeft verwekt. Ook zou hij een regelmatige bezoeker zijn van bordelen.
Het gedrag van prins Eddy is het gesprek van de dag in het Londen van eind 19de eeuw.
Geestelijk zou hij niet helemaal in orde zijn, er wordt beweerd dat hij tijdens zijn bezoeken
aan prostituees syfilis heeft opgelopen en dat die geslachtsziekte zijn hersenen
zou hebben aangetast. Ook toont het Britse koningshuis interesse in de Ripper-moorden
en neemt koningin Victoria hoogst persoonlijk contact op met de politie en eist ze
zo snel mogelijk 'een aanvaardbare oplossing.'
Ook maakt het koningshuis, vreemd genoeg, na elke Ripper-moord expliciet bekend waar prins Eddy,
over wie wordt gefluisterd dat hij biseksueel zou zijn, ten tijde van moorden was. Van prins Eddy is bekend
dat hij zeer behendig was in het verwijderen van de ingewanden en organen van dieren. Een vaardigheid
die hij had geleerd tijdens zijn vele jachtpartijen. Bovendien zou hij qua uiterlijk perfect passen in
de beschrijvingen van de getuigen tijdens de Ripper-moorden. De meest schokkende onthulling komt echter
rond 1970 van schrijver Stephen Knight. Hij zegt te hebben achterhaald dat prins Eddy enkele maanden
voor de Ripper-moorden begonnen in het diepste geheim trouwde met een prostituee genaamd Annie Crook.
Annie Crook was een katholiek meisje, het protestantse koningshuis wilde een schandaal vermijden
en liet Annie opsluiten in een gesticht toen bleek dat ze zwanger was van prins Eddy.
Ook prins Eddy wordt opgenomen in een psychiatrische ziekenhuis omdat hij zou lijden aan een ziekte
die hem langzaam maar zeker van zijn geestelijke gezondheid beroofde. Enige tijd later zou prins Eddy
uit het psychiatrische ziekenhuis zijn ontsnapt. Een collega en vriendin van Annie Crook zou hebben gedreigd
om het schandaal openbaar te maken. Deze vriendin van Annie Crook zou met het kind van Annie Crook
en prins Eddy zijn gevlucht. Het kind zou ze hebben ondergebracht bij de nonnen en zelf zou ze
zijn ondergedoken in Whitechapel. In Whitechapel zou ze haar geheim aan enkele collega's hebben verteld,
waaronder Mary Ann Nicols, Annie Chapman, Elizabeth Stride en Catherine Eddowes. Op 9 november 1888
wordt deze vriendin van Annie Crook op beestachtige wijze vermoord en gruwelijk verminkt, haar naam
was Mary Kelly. Na de moord op Mary Kelly wordt prins Eddy opnieuw worden opgenomen in een psychiatrisch
ziekenhuis waar hij langzaam maar zeker zijn ziekte te boven komt. Hij werd al snel ontslagen uit het ziekenhuis
en werd op een vijf maanden durende cruise gestuurd. Bij terugkomst werd zijn huwelijk met Mary van Teck
aangekondigd. Een dag voor het huwelijk, op 14 januari 1892, overlijd prins Eddy plotseling aan een longontsteking.
Al snel duikt het gerucht op dat Prins Eddy is vergiftigd. Hij krankzinnig zou geworden en zou niet meer in de hand
te houden zijn en men zou vrezen dat hij ooit, als hij bleef leven, de koning van Engeland zou kunnen worden.
Hoewel er geen bewijs is dat prins Eddy en Annie Crook getrouwd waren of elkaar zelfs maar kenden lijkt de theorie
van prins Albert als Jack the Ripper onuitroeibaar. Volgens de officiële papier was prins Albert tijdens de
Ripper-moorden niet in het land en ook is het komen vast te staan dat Annie Cook na 1888 nog leefde
en dat haar dochtertje, Alice, enige tijd bij haar heeft geleefd. Ook is het nooit bewezen dat prins Albert
gebukt ging onder psychische problemen, toch zijn er velen die blijven geloven dat Prins Albert Jack the Ripper was.

Michael Ostrog
Mikhail (Michael) Ostrog wordt waarschijnlijk rond 1833 geboren in Rusland.
Gedurende zijn leven gebruikt Ostrog meerdere valse namen waaronder;
Claude Clayton, Dr Grand, Graaf Sobieski, Dr Baker en Betrand Ashley.
Hij was een kleine crimineel die voornamelijk had vastgezeten voor oplichtingen,
diefstallen en zakkenrollen. Hij begon al op jonge leeftijd tekenen te vertonen van
mentale instabiliteit. Op 30 september 1887 word hij krankzinnig  verklaard en naar
een psychiatrisch ziekenhuis gestuurd. In 1888 wordt hij op 10 maart, vrijgelaten
waarna hij zijn criminele loopbaan weer voortzet. In Augustus 1900 wordt hij
wederom opgepakt, voor het stelen van een microscoop en wordt hij veroordeel tot een
gevangenisstraf van 5 jaar. Op 17 September 1904 wordt hij vrijgelaten waarna er nooit
meer iets van hem is vernomen. Ostrog wordt voor het eerst als mogelijke verdachte
van de Ripper-moorden genoemd door Mcnaghten. Volgens Macnaghten was Ostrog
een Russische arts met moordneigingen die vaak chirurgische messen bij zich had en vrouwen had mishandeld.
Er bestaat echter aanleiding om te geloven dat Ostrog op 26 juli 1888, onder de naam van Grand Guidon,
vastzat in Frankrijk. Hij wordt daar tot 18 November 1888 vastgehouden, waarna hij werd veroordeeld
tot twee jaar gevangenisstraf.


Jill the Ripper
In de Ripperzaak was er ook een vrouwelijke verdachte, die Jill the Ripper als pseudoniem kreeg.
Inspecteur Abberline zou zich ooit tegenover zijn mentor, Dr. Thomas Dutton, openlijk hebben afgevraagd
of Jack the Ripper niet misschien Jill the Ripper was. Hij kwam met deze hypothese na de getuigenis
van Caroline Maxwell, die volhield dat ze Mary Kelly na haar dood nog had gezien. Had de moordenares
nadat ze Mary Kelly had vermoord haar eigen, bebloede, kleding verbrand in de openhaard en had ze daarna
de kleding van Mary Kelly aangetrokken? Kon het zijn dat Caroline Maxwell dacht dat ze Mary Kelly had gezien,
maar was het in werkelijkheid een andere vrouw die de kleding droeg van Mary Kelly?
"Do you think it could be a case not of Jack the Ripper but Jill the Ripper?"
zou inspecteur Abberline aan zijn mentor hebben gevraagd.

Sir Arthur Conan Doyle, de schrijver van Sherlock Holmes, opperde dat de Ripper zich wellicht
voor een vrouw uitgaf. Een vrouw kon, aldus Doyle, zich makkelijk voordoen als kraamhulp
of verloskundige en daarom een excuus hebben om bebloede kleding te dragen.

In 1939 werd de Jill the Ripper-theorie nieuw leven ingeblazen door William Stewart in zijn boek
Jack the Ripper: A New Theory, waarin hij specifiek Mary Pearcey noemde in relatie tot de moorden.
Pearcey had immers in 1890 een moeder en haar baby op brute wijze vermoord. Volgens Stewart zou
een vrouw nooit worden verdacht en kon een vrouw zonder argwaan de vrouwen op straat benaderen.
De vrouwen waren immers op de hoede voor een Jack the Ripper, niet voor een Jill the Ripper.
Ook zou een vrouw met bebloede kleren niet opvallen, men zou haar aanzien voor een vroedvrouw.
Als de Ripper een vrouw was, die zich voordeed als vroedvrouw of echt een vroedvrouw was,
dan zou niemand haar ooit verdenken. Vroedvrouwen werden ook vaak ingeroepen als een prostituee
per ongeluk zwanger was geraakt van een klant en een abortus wilde. Dit zou ook een verklaring kunnen zijn
waarom de kleding van Mary Kelly netjes gevouwen op een stoel lag en zij verder naakt was.
Was Mary Kelly zwanger en had zij haar moordenares zelf gevraagd bij haar te komen om
een abortus uit te voeren? Er zijn aanwijzingen dat Mary Kelly op het moment van haar dood
3 maanden zwanger was. Ze had amper geld om de huur de betalen en zichzelf te onderhouden,
een baby zou ze al helemaal niet kunnen onderhouden.

Het bewijsmateriaal dat in het boek van Stewart werd gepubliceerd was echter slechts gebaseerd
op toevalligheden. Er zijn geen officiële bewijzen dat Mary Pearcey iets te maken heeft met
de Ripper-moorden. In mei 2006 is het speeksel dat op postzegels van een aantal Ripper-brieven zat,
onderworpen aan DNA-onderzoek. Dit onderzochte DNA bleek afkomstig te zijn van een vrouw.
De wereldpers pakte de oude theorie weer op en vanaf dat moment wordt er wereldwijd
gediscussieerd over de mogelijke betrokkenheid van Mary Pearcey bij de Ripper-moorden.
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan



'I long for peace of mind but I sincerely believe that that will not come
until I have sought my revenge on the whore and the whore master.'


Het Dagboek van Jack the Ripper
een dagboek te mooi om waar te zijn

In 1991 kon er een nieuw hoofdstuk worden toegevoegd aan de Ripper-mythologie.
In dat jaar dook er een dagboek op dat van de hand van Jack the Ripper zelf zijn zou.
Met het opduiken van het dagboek deed een nieuwe verdachte in de Ripper-zaak van zich spreken.
Deze verdachte was voorheen nog nooit eerder genoemd in verband met de Ripper-moorden, maar vestigde zich
met grote snelheid als de meest waarschijnlijke van alle genoemde namen in verband met de Ripper-moorden.
Over de authenticiteit van het dagboek is al vanaf de dag dat het opdook veel discussie gevoerd. 

'Foolish bitch, I know for certain she has arranged a rondaveau with him in Whitechapel.
So be it, my mind is firmly made. I took refreshment at the Poste House it was there
I finally decided London it shall be. And why not, is it not an ideal location ?
Indeed do I not frequently visit the Capital
and indeed do I not have legitimate reason for doing so.
All who sell their dirty wares shall pay, of that I have no doubt.
But shall I pay ? I think not I am too clever for that.'

De eigenaar van het dagboek, Michael Barret, een arbeider uit Liverpool, beweerd dat hij het dagboek
zou hebben gekregen van een goede vriend, die hij dagelijkse bezocht om hem eten en drinken te brengen,
omdat de man zelf niet zo goed meer ter been was. Deze vriend, Tony Devereux, zou hem bij een van zijn
bezoeken een in een bruin papier verpakt pakketje hebben gegeven met de woorden; 'Neem het mee naar huis
en doe er wat mee.
' Thuis aangekomen pakte Barret het pakketje uit en zag toch zijn verbazing
dat het een oud plakboek met een lederen band was. De eerste pagina waren uit het boek gescheurd
en de overgebleven 63 pagina's bevatte een leesbare, handgeschreven tekst.

Als Barret het boek doorbladerd blijkt het om een dagboek te gaan, maar pas op de laatste bladzijde
dringt het tot Barret door dat het niet om een gewoon dagboek gaat.
Onderaan de laatste bladzijde is het dagboek ondertekend met onder Yours truly, Jack the Ripper.
Tony Devereux overlijd niet lang nadat hij het dagboek aan Barret heeft gegeven, waardoor deze
hem nooit kan vragen wat het dagboek is en hoe Devereux het in handen heeft gekregen.
De nabestaanden van Devereux betwijfeld het verhaal aan Barret, waarom zou Devereux zoiets belangrijks
geven aan iemand die hij amper een paar jaar kende en niet aan zijn kinderen of anders aan zijn broer?


'What they have in store for them they would stop this instant.
But do I desire that? My answer is no.
They will suffer just as I. I will see to that.
Received a letter from Michael perhaps I will visit him.
Will have to come to some sort of decision regards the children.
I long for peace of mind but I sincerely believe that that will not come
until I have sought my revenge on the whore and the whore master.'

In 1993 reist Barret met het dagboek af naar Londen om het te laten onderzoeken.
Het dagboek, dat uit 63 handgeschreven pagina's bestaat, beschrijft tot in detail de vijf verschillende
moorden die in 1888 in Whitechapel zijn gepleegd. Het dagboek is onderworpen aan een van de meest
uitgebreide onderzoeken aller tijden en de meeste deskundigen kwamen tot dezelfde conclusie,
het dagboek moet een vervalsing zijn. Het dagboek werd onderzocht door talloze deskundigen
uit verschillende vakgebieden. Ripper-experts bogen zich over de inhoud van het dagboek,
handschriftdeskundigen analyseerden het handschrift van de schrijver van het dagboek
en psychologen maakten een psychologisch profiel van de schrijver van het dagboek.
De Ripper-deskundigen kwamen tot de conclusie dat, vrijwel alles, wat beschreven werd in het dagboek
leek te kloppen met de feiten. Aangezien een groot gedeelte van die feiten pas bekend is
of openbaar gemaakt is aan het einde van de vorige eeuw, kwamen ze tot de conclusie dat het
of om een recente vervalsing moest gaan of dat het dagboek authentiek is.
De handschriftdeskundigen meenden dat de schrijver van het dagboek compleet gestoord moet zijn
geweest met een hypochondrische inslag en een sterk schizofrene inslag en bovendien onder invloed
van drugs moet hebben verkeerd. Handschrift-expert Anna Koren schrijft het dagboek toe aan
een schizofrene psychopaat met een grote voorliefde voor het spelen van spelletjes.
Ook zou de schrijver opzettelijk schrijffouten maken om daarmee de indruk te wekken dat hij
laagopgeleid zou zijn. In laboratoria werd het papier, de inkt en het boek zelf onderworpen aan onderzoek.
De conclusie van de laboratoria was dat het dagboek zelf dateerde van rond 1900 en dat de inkt
heel goed uit de Victoriaanse tijd afkomstig zou kunnen zijn.

'As usual my hands are cold, my heart I do believe is colder still.
My dearest Gladys is unwell yet again, she worries me so. I am convinced a dark shadow lays over the house, it is evil.
I am becoming increasingly weary of people who constantly enquire regards the state of my health.
True my head and arms pain me at times, but I am not duly worried, although I am quite certain Hopper believes to the contrary.
I have him down as a bumbling buffoon. Thomas has requested that we meet as soon as possible.
Business is flourishing so I have no inclination as regards the matter he describes as most urgent.
Never the less I shall endeavour to meet his request.'

De schrijver van het dagboek verwijst in het dagboek steeds naar iemand die hij dan weer 'the whore' of 'the bitch' noemt,
later noemde hij haar, liefdevoller, 'Florie' of 'Bunny'. Volgens experts toont het dagboek een neurotische persoonlijkheid
die gedreven werd door de extremen van liefde en haat, leven en dood. Het schetst een beeld van iemand die zowel lijdt
als geniet van de gedachte dat zijn vrouw met een andere man, die hij 'the whoremaster' noemt, het bed deelt.
Met de verwijzingen in het dagboek zal de schrijver van het dagboek waarschijnlijk zijn vrouw bedoelen.
Ook noemt de schrijver van het dagboek de namen van zijn kinderen; Bobo en Gladys. Dankzij deze
verwijzingen, en het benoemen van Battlecrease als zijn woonhuis. Wordt al snel duidelijk wie de
mysterieuze schrijver van het dagboek moet zijn. De schrijver van het dagboek moet James Maybrick zijn geweest.

James Maybrick was een gerespecteerd zakenman die met zijn vrouw, Florence, en hun 2 kinderen,
James Chandler en Gladys Evelyn, woonde in hun huis, Battlecrease, in Liverpool. Maybrick was een katoenhandelaar
die veelvuldig voor zaken tussen England en Amerika reisde. Zowel James als Florence hadden gedurende
hun huwelijk buitenechtelijke relaties en James was bovendien verslaafd aan arsenicum en leed hij aan hypochondrie.
Hij bezocht in 1888 ruim 70 maal zijn huisarts. In 1889 kwam James Maybrick onder verdachte omstandigheden
om het leven. Op 31 Juli 1889 verklaarde Florence Elizabeth Maybrick, vrouw van James Maybrick,
zich voor de rechtbank onschuldig aan de moord op haar man. Wel geeft Florence Maybrick voor de rechtbank toe
dat ze een buitenechtelijke relatie had met een vriend van haar man, Alfred Brierly, wat haar verdediging
geen goed deed. Een week na start van de rechtszaak word Florence Maybrick schuldig bevonden
aan de moord op haar man en veroordeeld tot de galg. Twee dagen voor ze zou worden opgehangen
werd haar straf, onder invloed van de publieke opinie, omgezet in levenslange gevangenisstraf.

Vijftien jaar na haar opsluiting werd Florence uiteindelijk vrijgelaten.
Over haar leven met James Maybrick, die mogelijk Jack the Ripper was,
heeft ze nooit gesproken.

'The thought of him taking her is beginning to thrill me,
perhaps I will allow her to continue, some of my thoughts are indeed beginning
to give me pleasure. Yes I will visit Michael for a few weeks, and allow her to take
all she can  from the whoring master. Tonight I shall see mine. I may return to Battlecrease
and take the unfaithful bitch. Two in a night, indeed pleasure. My medicine is doing me good,
in fact I am sure I can take more than any other person alive.
My mind is clear, I will put whore through pain tonight.'
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan



'Time is passing much too slowly, I still have to work up the courage to begin my I campaign.
I have thought long and hard over the matter and still I cannot come to a decision to when I should begin.
Opportunity is there, of that fact I am certain. The bitch has no inclination.'

Uit de volgeschreven pagina's van het dagboek valt op te maken dat Maybrick in de periode
dat hij het dagboek zou hebben geschreven onder invloed was van een drug dat hij 'zijn medicijn' noemt.
In de loop der jaren was hij langzaam maar zeker paranoïde geworden en verdacht hij zijn jonge vrouw ervan
dat ze een buitenechtelijke verhouding had. Met het vermoorden en verminken van prostituees neemt hij
symbolisch wraak op zijn vrouw. Zij is in zijn ogen een hoer en alle hoeren moeten gestraft worden
en zo reist hij regelmatig af naar Londen waar hij een 'campagne' begint tegen 'alle hoeren op de wereld'.

'I have taken a small room in Middlesex Street, that in itself is a joke.
I have paid well and I believe no questions will be asked. It is indeed an ideal location.
I have walked the streets and have become more than familiar with them.
I said Whitechapel it will be and Whitechapel it shall.
The bitch and her whoring master will rue the day I first saw them together.
I said I am clever, very clever.
Whitechapel Liverpool, Whitechapel London, ~ No one could possibly place it together.
And indeed for there is no reason for anyone to do so. The next time I travel to London I shall begin.
I have no doubts, my confidence is most high. I am thrilled writing this, life is sweet,
and my disappointment has vanished. Next time for sure. I have no doubts, not any longer, no doubts.
No one will ever suspect. Tomorrow I will purchase the finest knife money can buy,
nothing shall be too good for my whores, I will treat them to the finest, the very finest,
they deserve that at least from I.'

Op zaterdag 8 september 1888 is Mary Ann Nichols rond half 4 opzoek naar een klant.
Ze denkt dat ze een potentiële klant heeft gevonden als plotseling in twee halen met een mes
haar keel wordt opgehaald. Daarna richt haar aanvaller zich op haar buik en steekt op haar in
totdat haar ingewanden uit haar buikholte naar buiten vallen. Binnen enkele minuten wordt
haar levenloze lichaam gevonden, van de dader ontbreekt ieder spoor.

'The wait to read about my triumph seemed long, although it was not.
I am not disappointed, they have all written well.
The next time they will have a great deal more to write, of that fact I have no doubt ha ha.
I will remain calm and show no interest in my deed, if anyone should mention it so,
but I will laugh inside, oh how I will laugh.

I will not allow too much time to pass before my next.
Indeed I need to repeat my pleasure as soon as possible.
The whoring Master can have her with pleasure
and I shall have my pleasure with my thoughts and deeds.'

Annie Chapman wordt gezien als het tweede slachtoffer van Jack the Ripper.
Deze keer was haar aanvaller vastbesloten om zoveel mogelijk plezier aan zijn werk te beleven.
Een sterke hand grijpt haar bij haar keel en haalt twee keer uit met zijn mes waardoor haar hoofd
bijna gescheiden wordt van haar lichaam. De dader tilt haar benen op en duwt haar rok en jas opzij
en drijft zijn scherpe mes in haar buik. Met zijn mes snijdt hij een deel van haar buikwand weg,
haar baarmoeder en blaas worden niet teruggevonden. Hoewel deze moord op zichzelf al erg grotesk was
voegt de schrijver van het dagboek nog wat details toe aan de nachtmerrie.

'I took some of it away with me.
It is in front of me. I intend to fry it and eat it later.
The very thought works up my appetite. I cannot stop the thrill of writing.
I ripped open my God I will have to stop thinking of the children
they distract me so I ripped open'


'It has taken me three days to recover.
I will not feel guilty it is the whoring bitch to blame not I. I ate all off it, it did not taste
like fresh fried bacon but I enjoyed it never the less. She was so sweet and pleasurable.
I have left the stupid fools a clue which I am sure they will not solve.
Once again I have been clever, very clever.'

Bij het lichaam van Annie Chapman werden, behalve een lederen schort ook een prop papier met 2 pillen,
een deel van een enveloppe met een M daarop geschreven. De inhoud van de zakken van Annie Chapman
lag op een net stapeltje bij haar lichaam; 2 koperen ringen, 2 kammen, een stukje katoen en 2 duiten.

'One ring, two rings, A farthing one and two
Along with M ha ha Will catch clever Jim,
Its true No'pill, left but two'


De gruwelijke moord op Annie Chapman heeft Jack the Ripper berucht gemaakt
en de paniek slaat toe in Londen. Het dagboek onthuld nog een aspect van de
persoonlijkheid van zijn schrijver. Hij hield van spelletjes en genoot van alle aandacht
die aan hem besteed werd in de media. Hij wilde aandacht voor zijn daden
en die aandacht kreeg hij nu. In diverse kranten wordt er geschreven over de moorden,
tot groot genoegen van de schrijver van het dagboek. Vooral een spotprent in de krant 
Punch, bezorgde de dader, als we het dagboek mogen geloven, veel plezier.

'I have read all of my deeds they have done me proud, I had to laugh,
they have me down as left handed, a Doctor, a slaughterman and a Jew.
Very well, if they are to insist that I am a Jew then a Jew I shall be. Why not let the Jews suffer?
I have never taken to them, far too many of them on the Exchange for my liking.
I could not stop laughing when I read Punch there for all to see
was the first three letters of my surname.
They are blind as they say.

"Turn round three times, And catch whom you MAY" hahahahahaha

I cannot stop laughing it amuses me so shall I write them a clue?'

Enkele dagen nadat de tekening in Punch was gepubliceerd ontving het Central News Agency
een brief die begon met: 'Dear Boss, I keep on hearing the police have caught me
but they wont fix me just yet.'
De brief was ondertekend met Jack the Ripper.
Deze brief zou nadien bekend komen te staan als 'The Dear Boss Brief'.
Of deze brief daadwerkelijk geschreven is door Jack the Ripper, of door een journalist,
daarover bestaat nog veel twijfel. Het dagboek laat er echter geen twijfel over bestaan.

'Before I am finished all of England will know the name I have given myself.
It is indeed a name to remember. It shall be, before long, on every persons lips within the land.
Perhaps her gracious Majesty will become acquainted with it.
I wonder if she will honour me with a knighthood.'

De schrijver van het dagboek claimt duidelijk dat de Dear Boss door hem is geschreven,
net als de twee kaarten die geschreven zijn in hetzelfde handschrift. In 1910 maakte
Sir Robert Anderson echter bekend dat volgens hem de dear boss brief en de postkaarten
vervalsingen waren die geschreven waren door een journalist. Twintig jaar later bekende
een gepensioneerde journalist dat hij de schrijver was van de dear boss brief en van
de postkaarten. Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat de Dear Boss brief
een vervalsing is. Maar waarom, als het dagboek een hedendaagse vervalsing is,
gaat het dan expliciet in tegen de heersende mening over de dear boss brief?

Tentijde van de Ripper-moorden werd de Dear Boss brief echter wel serieus genomen,
mede omdat het een van de weinig aanwijzingen was die men toen had. In de brief
werd aangekondigd dat spoedig weer een slachtoffer zou vallen en dat haar oren zouden
worden afgesneden. Drie dagen nadat de Dear Boss brief was ontvangen sloeg Jack the Ripper opnieuw toe.

Rond kwart voor één in de morgen wordt gezien dat Elizabeth Stride door een man de straat
op wordt getrokken. Zij word naar een afgelegen stukje terrein getrokken door de man en hij roept; Lipski,
tegen een voorbij lopende getuige. Een klein kwartier later rijd een uitbater met zijn paard het terrein op.
Daar vind de man het lichaam van Elizabeth Stride, haar keel is doorgesneden, verder is ze niet verminkt.

'To my astonishment I cannot believe I have not been caught.
My heart felt as if it had left my body. Within my fright I imagined my heart bounding along the street with I in desperation following it.
I would have dearly loved to have cut the head of the damned horse off and stuff it as far as it would go down the whores throat.
I had no time to rip the bitch wide, I curse my bad luck. I believe the thrill of being caught thrilled me more than cutting the whore herself.
As I write I find it impossible to believe he did not see me, in my estimation I was less than a few feet from him.
The fool panicked, it is what saved me. My satisfaction was far from complete, damn the bastard,
I cursed him and cursed him, but I was clever, they could not out do me. No one ever will.
Within the quarter of the hour I found another dirty bitch willing to sell her wares. The whore like all the rest was only too willing.
The thrill she gave me was unlike the others, I cut deep deep deep. Her nose annoyed me so I cut it off,
had a go at her eyes, lefr my mark, could not get the bitches head off. I believe now it is impossible to do so.
The whore never screamed. I took all I could away with me. I am saving it for a rainy day.'

Een uur na de moord op Elizabeth Stride ontdekt agent Watkins op Mitre Square
in een donkere hoek het lichaam van Catherine Eddows. Haar gezicht was gruwelijk verminkt,
haar neus en lippen waren zijn ernstig toegetakeld. Haar keel was doorgesneden en net als bij
Nichols en Chapman was haar buikholte ernstig verminkt. Haar linkernier en baarmoeder waren weg,
maar dat was nog niet alles. Onder haar beide ogen waren twee omgekeerde V-vormige tekens gekerfd,
samen vormden ze de letter M.

In het mortuarium inventariseerde de politie de bezittingen van Catherine Eddows waaronder
een rood lederen sigarettenkoker en een lege blikken lucifersdoosje.
Het bestaan van het blikken lucifersdoosje werd pas in 1987 bekend toen de volledige lijst
met de bezittingen van Eddowes voor het eerst openbaar werd gemaakt.
Het dagboek moest dus na 1987 geschreven zijn of het was bijna met zekerheid authentiek.

'One whore no good,
decided Sir Jim strike another.
I showed no fright,
and indeed no light.
Damn it, the tin box was empty

Oh, Mr Abberline he is a clever little man,
he keeps back all that he can.
For do I not know better, Indeed I do,
did I not leave him a very good clue
Nothing is mentioned of this I know sure,
ask clever Abberline, could tell you more

He believes I will trip over, but I have no fear.
For I could not possibly redeem it here.
Of this certain fact I could send them post-haste
If he requested that be the case'

In de nacht na de moord op Stride en Eddowes wordt het schort van Eddows teruggevonden
in Goulston street. Ook wordt er een met krijt geschreven boodschap gevonden op een muur.
De tekst luid; "The Juwes are the men That Will not be Blamed for nothing.",
of het bericht geschreven is door Jack the Ripper staat niet vast.
Ook is men verbaasd over het foutspellen van het woord Jews, wat geschreven is als Juwes,
in het dagboek staat het woord Jews echter correct geschreven en wordt een verklaring gegeven
voor het verkeerde gespelde woord Jews.

'Perhaps next time I will keep some of the red stuff and send it courtesy of yours truly.
I wonder if they enjoyed my funny Jewish joke? Curse my bad luck had no time to write a funny little rhyme.
Before my next will send Central another to remember me by. My God life is sweet.
Will give them something to know it is me.'

De dag na de moord wordt de krant wederom iets toegestuurd, deze keer een postkaart
die bekend zal komen te staan als de Saucy Jacky Postkaart.
De postkaart is geschreven in hetzelfde handschrift als de Dear Boss-brief.

In het dagboek worden veel specifieke feiten genoemd omtrent de moorden en de schrijver
van het dagboek claimt bovendien de schrijver te zijn van zowel de Dear Boss-brief als
verschillende postkaarten die door de pers zijn ontvangen. Ook neemt de schrijver van het dagboek
de verantwoordelijk voor het schrijven van de graffiti op de muur in Goulson Street en claimt
hij het achterlaten van aanwijzingen zoals; een envelop met de letter M bij het lichaam van
Chapman, de kerven in het gezicht van Eddowes die een M vormden en de verkeerde spelling
van het woorden Jewes als Juwes.

'I left it there for the fools but they will never find it.
I was too clever. Left it in sight for all eyes to see. Shall I write and tell them?
That amuses me. I wonder if next time I can carve my funny little rhyme on the whores flesh?
I believe I will give it a try. It amuses me if nothing else. Life is sweet, very sweet.
Regret I did not take any of it away with me it is supper time, I could do with a kidney or two'

Door de vele feiten die worden genoemd in het dagboek en die claims die worden gedaan,
waarvan men tegenwoordig twijfels heeft of die wel toe te schrijven zijn aan Jack the Ripper,
alsmede dat er zoveel bekend is over het leven van James Maybrick. Zoals zijn verslaving
en het vreemdgaan van zijn vrouw. Dachten experts aanvankelijk dat ze gemakkelijk zouden
kunnen aantonen dat het dagboek een vervalsing is. In de praktijk gebeurde echter het bijna
tegenovergestelde. Veel van de onderzoeken en de uitkomsten van onderzoeken naar
het dagboek lijken het dagboek juist te ondersteunen. Ook een vergelijking tussen het handschrift
waarin het dagboek is geschreven en het handschrift uit de dear boss brief bracht geen uitsluitsel.
Beide handschriften waren aantoonbaar verschillend, maar de kans is erg groot dat de dear boss brief,
zoals wij die nu kennen, niet de originele brief is, maar een kopie gemaakt door de politie.

Eind September leek er schot te zitten in het politie-onderzoek.
Het woordgebruik in de Dear Boss-brief en latere brieven, zoals; Dear Boss, Fix me en Shan't quit
wezen erop dat Jack the Ripper een amerikaan zou kunnen zijn of banden met Amerika had.
James Maybrick had tot 1881 in amerika gewoond en kwam er nog regelmatig voor zaken.
De stempels op de brieven waren gestempeld in Liverpool, de woonplaats van Maybrick.

In juni 1993 toen een deel van het dagboek gepubliceerd zou worden dook er plotseling
een antiek gouden zakhorloge op. Het horloge was in bezit van Albert Johnson.
In de binnenkant van het Victoriaanse horloge stond gekrast; I am Jack,
de handtekening van James Maybrick en de initialen van de 5 slachtoffers plus nog 2 extra initialen.
Ook het dagboek maakte ook melding van nog twee extra slachtoffers die hij vermoord zou hebben
in Manchester. Op de universiteit van Manchester onderzocht een metaalexpert, Dr Steven Turgoose,
de krassen onder een elektronenmicroscoop. Niets wees erop dat de krassen recentelijk waren aangebracht
en de koperdeeltjes van het instrument waarmee de krassen waren gemaakt waren waren zodanig
geoxideerd dat het erop leek alsof ze al vele jaren aanwezig waren.

In oktober sloeg de moordenaar niet toe en werd het stil rondom Jack the Ripper.
Het dagboek geeft een verklaring voor deze periode van rust.

'It has been far too long since my last, I have been unwell.
The whole of my body has pained. Hopper did not believe me.
One day I will take revenge on him. The whore has informed the bumbling buffoon.
I am in the habit of taking strong medicine. I was furious when the bitch told me.
So furious I hit her hard. The whore begged me not to do so again.
It was a pleasure, a great deal of pleasure.
If it was not for my work, I would have cut the bitch up there and then.
But I am clever. Although the gentle man has turned, I did not show my hand true.
I apologised, a one off instance, I said, which I regretted and I assured the whore
it would never happen again. The stupid bitch believed me.'

Tegen november was de Ripper klaar om opnieuw toe te slaan.
Volgens het dagboek was zijn kamer in Middlesex Street niet meer bruikbaar.
En logeren bij zijn broer, Michael, in Londen gaf ook problemen.

'If it were not for Michael insisting that we take dinner
I would have tried my hand that very night.
I cursed my brother as I have never cursed him before.
I cursed my own stupidity, had I not informed Michael that I no longer sleepwalked
I was forced to stop myself from indulging in my pleasure by taking the largest dose
I have ever done. The pain that night has burnt into my mind.
I vaguly recall putting a handkerchief in my mouth to stop my cries.
I believe I vomited several times. The pain was intolerable, as I think I shudder. No more.

I am convinced God placed me here to kill all whores,
for he must have done so, am I still not here.
Nothing will stop me now.
The more I take the stronger I become.'

Op de ochtend van 9 november verliet Thomas Bowyer de winkel van zijn baas om de huur te gaan innen
op Miller's Court 13. Toen hij aanklopte deed er niemand open. Hij liep naar een raam waarin een lap
een kapotte ruit dichtte. Hij duwde de lamp opzij en keek naar binnen.
Wat hij zag zou hem tot aan zijn dood bijblijven. De overblijfselen van wat eens Mary Kelly was geweest
lag op het bed. De oppervlakten van buik en dijen was verwijderd en de buikholte was leeggehaald.
Haar borsten waren afgesneden en de armen verminkt en op het gezicht was ingehakt
waardoor het onherkenbaar was geworden. Het weefsel rond de nek was losgesneden tot op het bot,
neus, wangen, wenkbrauwen en oren waren deels verwijderd. Ook het hart was verwijderd.
Volgens de schrijver van het dagboek had hij deze keer 2 initialen op de muur achtergelaten,
in de kamer waar het toegetakelde lichaam van Mary Kelly werd gevonden. Een F en een M, Florence Maybrick.

'I have read about my latest, my God the thoughts, the very best.
I left nothing of the bitch, nothing.
I placed it all over the room, time was on my hands,
like the other whore I cut off the bitches nose, all of it this time.
I left nothing of her face to remember her by.
She reminded me of the whore. So young unlike I.
I thought it a joke when I cut her breasts off, kissed them for a while.
The taste of blood was sweet, the pleasure was overwhelming, will have to do it again,
it thrilled me so. Left them on the table with some of the other stuff.
Thought they belonged there. They wanted a slaughterman so I stripped what I could,
laughed while I was doing so. Like the other bitches she ripped like a ripe peach.
One of these days I will take the head away with me.
I will boil it and serve it up for my supper.
The key and burnt clothes puzzle them.

An initial here
and a initial there
would tell of the whoring mother
I had a key,
and with it I did flee.
The hat I did burn,
for light I did yearn.
And I thought of the whoring mother
A handkerchief red,
led to the bed
And I thought of the whoring mother.
A whores whim caused Sir Jim,
to cut deeper, deeper and deeper
All did go, As I did so,
back to the whoring mother.'

Op 8 mei 1889 schrijft Florence een brief aan haar minnaar. Aan het einde van de brief schrijft ze:
"Het verhaal dat hij mij vertelde was pure fantasie en alleen maar bedoeld om de waarheid uit me te krijgen."
Had haar man haar de waarheid verteld en op die manier wraak op haar en haar ontrouw genomen?

'I do not have the courage to take my life.
I pray each night I will find the strength to do so, but the courage alludes me.
I pray constantly all will forgive.
I deeply regret striking her, I have found it in my heart to forgive her for her lovers.

I believe I will tell her all, ask her to forgive me as I have forgiven her.
I pray to God she will understand what she has done to me.
Tonight I will pray for the women I have slaughtered.
May God forgive me for the deeds I commited on Kelly, no heart no heart.

The pain is unbearable. My dear Bunny knows all.
I do not know if she has the strength to kill me. I pray to God she finds it.
It would be simple, she knows of my medicine, and for an extra dose or two, it would be all over.
No one will know, I have seen to that. George knows of my habit and I trust soon
it will come to the attention of Michael. In truth I believe he is aware of the fact.
Michael will know how to act he is the most sensible amongst us all I do not believe
I will see this June, my favourite of all months. Have begged Bunny to act soon.
I curse myself for the coward I am. I have redressed the balance of my previous will.
Bunny and the children are well cared for and I trust Michael and Thomas will carry out my wishes.
Soon, I trust I shall be laid beside my dear mother and father.
I shall seek their forgiveness when we are reunited.
God I pray will allow me at least that privilege, although I know only too well I do not deserve it.
My thoughts will remain intact, for a reminder to all how love does destroy'

Nog steeds is het dagboek geregeld in de handen van verschillende experts,
maar tot op heden heeft niemand het overtuigend bewijs kunnen leveren dat het hier
om een vervalsing gaat. Volgens de experts is het dagboek een vervalsing dat geschreven is
na 1987 of dat het echt is. Forensisch onderzoek wijst echter uit dat het dagboek veel eerder
geschreven moet zijn dan 1987, een andere conclusie achten ze als onmogelijk.
Honderden vragen rondom het dagboek en de moorden zijn nog onbeantwoord,
maar kan het zijn dat na jaren eindelijk de identiteit van Jack the Ripper bekend is?
Is James Maybrick de man achter de onmenselijke moordenaar.

De persoon die het boek openbaar maakte, Michael Barrett, heeft inmiddels meermaals verklaard
dat hij het dagboek zelf zou hebben geschreven. Deze verklaringen heeft hij later weer ingetrokken
en sindsdien wordt er in de Ripperologie hevig gediscussieerd over de echtheid van het boek.

In 1989 werd het voormalige huis van James Maybrick en zijn vrouw Florence verbouwd,
waarbij de vloeren, voor het eerst sinds een eeuw, werden opengebroken. Dit was vlak voor
het dagboek opdook. Volgens de Times ontkenden de elektriciens dat ze bij het openbreken
van de vloeren iets hadden gevonden, wel kwamen twee van de elektriciens regelmatig
in hetzelfde café als Tony Devereux en Mike Barrett.
Echt of niet echt, het dagboek maakt vandaag de dag deel uit van mythologie rondom Jack the Ripper.

'I place this now in a place where it shall be found
I pray whoever should read this will find it in their heart to forgive me.
Remind all, whoever you may be, that I was once a gentle man.
May the good lord have mercy on my soul, and forgive me for all I have done.

I give my name that all know of me, so history do tell,
what love can do to a gentle man born.

Yours truly
Jack the Ripper'
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."

Iwan



Een Hedendaagse Visie op Jack the Ripper
In 1988 heeft de FBI een psychisch profiel van Jack the Ripper vastgesteld. John Douglas van de FBI kwam tot
de conclusie dat Jack the Ripper een gelegenheidsmoordenaar was geweest. Hij vond zijn slachtoffer voornamelijk
tussen alcoholische prostituees, omdat die een gemakkelijk slachtoffer vormden. Ook geloofde Douglas
dat Jack the Ripper andere misdaden heeft gepleegd die nooit aan hem zijn toegeschreven. Jack the Ripper
zou een lustmoordenaar zijn, waardoor hij zich voornamelijk richtte op de genitaliën van zijn slachtoffers.
Jack the Ripper's moorden zouden niet van seksuele aard zijn geweest
en hij zou nooit seksueel contact met zijn slachtoffers hebben gehad.
Wel zou Jack the Ripper een frequent bezoeker zijn geweest van prostituees.
De verminkingen zouden suggereren dat hij handelde vanuit gewelddadige
fantasieën jegens zijn moeder. Waarschijnlijk stond zijn moeder model
voor het beeld dat hij had van vrouwen en welke hij verafschuwde.
Zijn moeder was waarschijnlijk zelf ook een alcoholiste en een prostituee.

In 2006 hebben moderne onderzoekers van Scotland Yard aan de hand van
historische ooggetuigeverslagen en met behulp van moderne technieken een
compositiefoto samengesteld van Jack the Ripper. Onderzoekster Laura Richards 
van Scotland Yard denk nu dat de politie destijds vermoedelijk naar
het verkeerde type dader heeft gezocht. Uit het bewijsmateriaal blijkt dat
de Ripper 25 tot 35 jaar oud was, 1,65 tot 1,70 meter lang was
en een gedrongen figuur had. Waarschijnlijk woonde Jack the Ripper
in of rond Whitechapel of verbleef hij er met regelmaat.
Volgens de politiecommandant John Grieve zou de Ripper zijn gepakt
als de politie toentertijd over dezelfde informatie beschikte.

Compositietekening
van Jack the Ripper




Een mes dat gebruikt zou zijn door Jack the Ripper


Jack the Ripper Tijdlijn:

1838
24 oktober 1838- James Maybrick wordt geboren in Liverpool.
1842
14 april 1842- Catherine Eddowes wordt geboren in Wolverhampton.
1845
26 augustus 1845- Mary Ann Walker (Nichols) wordt geboren.
18 december 1845- Francis Thompson wordt in Preston, Lancashire geboren.
1865
14 december 1865  - Severin Antoniovich Klosowski (George Chapman), wordt in het Poolse dorp Nargornak geboren.
1887
6 April 1887- Elizabeth Stride doet aangifte wegens mishandeling tegen haar minnaar, Michael Kidney.
8 April 1887- Mary Kelly en Joseph Barnett ontmoeten elkaar voor de eerste keer.
Juni 1887- Severin Klosoawki arriveert vanuit Polen in Londen.
10 juni 1887- Elizabeth Stride staat voor de rechtbank voor openbare dronkenschap en schending van de eerbaarheid.
28 juni 1887- Israel Lipski vergiftigt Miriam Angel op 16 Batty Street.
Augustus 1887- Mary Ann Cox staat voor de rechtbank wegens mishandeling.
22 Augustus 1887- Israel Lipski word opgehangen voor de moord op Miriam Angel.
September 1887- Michael Ostrog wordt opgenomen in een psychiatrische inrichting.
26 december 1887- Fairy Fay zou zijn vermoord, er bestaat echter geen bewijs hiervan.
1888
Januari 1888- James Kelly ontsnapt uit de psychiatrische strafgevangenis.
1 januari 1888- Nicolas Vassili word ontslagen uit een psychiatrisch ziekenhuis in Frankrijk.
25 februari 1888- Annie Millwood wordt aangevallen en neergestoken door een onbekend man, ze overleeft de aanval.
10 maart 1888- Michael Ostrog wordt vrijgelaten uit de psychiatrisch inrichting.
24 maart 1888- Bij Nathan Kaminsky wordt syfilis vastgesteld.
28 maart 1888- Ada Wilson wordt twee keer in haar nek gestoken, ze overleeft de aanval.
April 1888- William Henry Bury trouwt met Ellen Elliot.
3 april 1888- Emma Smith aangevallen, waarschijnlijk door een straatbende.
5 april 1888- Emma Smith overlijdt aan de gevolgen van haar verwondingen.
Mei 1888- Nathan Kaminsky wordt genezen geklaard van zijn syfilis en wordt ontslagen uit het ziekenhuis.
Juli 1888- Joseph Barnett wordt ontslagen.
- Ann Druitt, moeder van Montague John Druitt wordt krankzinnig verklaard
  en opgenomen in een psychiatriache inrichting.
26 juli 1888- Robert Donston Stephenson schrijft zich in bij het London Hospital.
7 Augustus 1888- Martha Tabra, wordt vermoord in de George Yard Buildings.
31 Augustus 1888- Polly Nichols wordt vermoord in Bucks Row.
4 september 1888- Het eerste persbericht waarin de naam 'Leather Apron' verschijnt.
7 september 1888- John Pizer wordt in verband gebracht met de naam 'Leather Apron'.
8 september 1888- Annie Chapman wordt vermoord in Hanbury Street.
10 september 1888- John Pizer wordt gearresteerd.
27 september 1888- De Central News Agency ontvangt de Dear Boss-brief.
29 september 1888- Catherine Eddowes wordt gearresteerd voor openbaar dronkenschap.
30 september 1888  - Elizabeth Stride en Catherine Eddows worden vermoord.
1 oktober 1888- De morgenkrant van het Daily News drukt de Dear Boss-brief af.
- Thomas Coram vindt een bebloed mes in Whitechapel Road.
- De Saucy Jack postkaart wordt ontvangen door de Central News Agency.
- De krant de Star drukt de Saucy Jacky postkaart af in de avondkrant.
2 oktober 1888- Detectives, Grand en Batchelor, vinden een druiventakje vlakbij de plek
  waar het lichaam van Elizabeth Stride werd gevonden.
3 oktober 1888- In whitechapel wordt er een lichaam van een vrouw gevonden, haar hoofd en armen ontbreken.
- Helderziende Robert James Lees biedt zijn hulp aan bij de politie, de politie wijst het aanbod af.
4 oktober 1888- Helderziende Robert James Lees biedt zijn hulp aan bij Schotland Yard, Schotland Yard wijst zijn hulp af.
10 oktober 1888- De politie doet een oefening met bloedhonden, de oefening levert niets op.
16 oktober 1888- Hoofd van de burgerwacht, George Lusk, ontvangt de From Hell brief en een halve nier.
30 oktober 1888- Joseph Barnett en Mary Kelly hebben ruzie, Barnett verlaat hun kamer op 13 Miller's Court.
9 november 1888- Mary Kelly wordt vermoord in Miller's Court.
9 november 1888- Charles Warren, hoofd van de London Metropolitan Police, treedt af.
10 november 1888- Er wordt een pardon beloofd voor iedereen die meer van de moorden weet, geldt niet voor de dader.
12 november 1888- George Hutchinson geeft de politie een beschrijving van de man die hij zag met Kelly.
20 November 1888- Annie Farmer wordt aangevallen.
24 november 1888- Francis Tumblety vlucht naar Frankrijk en later naar Amerika.
30 november 1888- Montague Druitt wordt ontslagen door de school in Blackheath.
1 december 1888- Montague Druitt pleegt (waarschijnlijk) zelfmoord.
7 december 1888- David Cohen wordt gearresteerd en opgesloten in een psychiatrisch ziekenhuis.
20 december 1888- Rose Mylett wordt vermoord in Clarke's Yard.
21 december 1888- David Cohen wordt overgeplaatst naar een psychiatrische inrichting.
31 december 1888- Het lichaam van Montague Druitt wordt dood aangetroffen in de Thames.
1889
1 januari 1889- William Henry Bury en zijn vrouw Ellen verhuizen naar Dundee (Australië).
10 februari 1889- William Henry Bury verklaart aan de politie dat zijn vrouw zelfmoord heeft gepleegd.
Maart 1889 - William Bachter, de voorzitter van de Whitechapel burgerwacht, getuigt tegenover de politie
   dat de whitechapel-moordenaar eind 1888 is verdronken in de Thames.
April 1889- William Henry Bury wordt opgehangen in Dundee voor de moord op zijn vrouw.
Mei 1889- James Maybrick overlijdt.
Juni 1889- Sir Melville Macnaghten komt bij Schotland Yard.
- Ledematen van Elizabeth Jackson spoelen aan in de Thames.
17 Juli 1889- Alice McKenzie wordt vermoord in Castle Alley.
25 juli 1889- Scotland Yard ontvangt een brief ondertekend met Jack the Ripper.
10 September 1889- Een torso wordt gevonden onder een spoorbrug in Pinchin Street.
20 oktober 1889- David Cohen overlijdt in de psychiatrische inrichting.
1890
July 1890- Aaron Kosminski wordt genezen verklaard van krankzinnigheid,
  3 dagen later wordt hij onder de hoede van zijn broer vrijgelaten.
1891
7 februari 1891- Aaron Kosminski wordt wederom opgenomen in een psychiatrische inrichting.
13 februari 1891- Frances Coles wordt vermoord in Swallow Gardens.
1892
Januari 1892- Prins Albert Victor overlijdt aan de griep na complicaties.
Februari 1892- J.K. Stephen overlijdt.
1896
- John Pizer overlijdt.
1902
- Fogelma overlijdt in een psychiatrische inrichting in Amerika.
1903
- Severin Klosowski (George Chapman) wordt opgehangen.
1919
24 Maart 1919- Aaron Kosminski overlijdt in de psychiatrische inrichting.
1924
- Hoofdinspecteur Donald Swanson overlijdt.
1927
- James Kelly keert vrijwillig terug naar de psychiatrische inrichting waar hij 39 jaar eerder uit ontsnapte.
1929
- Inspecteur Abberline overlijdt.
- James Kelly Overlijdt.
1931
- Robert James Lees overlijdt.
1942
- Walter Sickert overlijdt.
1991
- Het dagboek van Jack the Ripper duikt op.
"Ik ben graag de enige die praat;
het spaart tijd en voorkomt argumenten."